Door Willy van Strien - FOTO’S: WILLY VAN STRIEN - 14-03-2025 - Biologie
AR-brillen bieden alternatieven voor anatomieonderwijs.
Scholen lopen achter als het gaat om het gebruik van dierlijk materiaal in de klas. Tijd om met alternatieven aan de slag te gaan.
Het gaat er geanimeerd aan toe, donderdag 6 maart aan de Hogeschool Utrecht. Toa’s (technisch onderwijsassistenten), leraren en lerarenopleiders maken kennis met wat realiteit is in hoger onderwijs en onderzoek: dierlijk materiaal wordt daar steeds meer vervangen door alternatieven. Ze vermaken zich uitstekend. De bijeenkomst, Toekomst van anatomie-onderwijs, is georganiseerd door Bètapartners. ‘Onderzoekers in de levenswetenschappen zijn al tientallen jaren bezig met de drie V’s: vervanging, vermindering en verfijning van het gebruik van dieren en ontwikkelen daar alternatieven voor,’ vertelt Marianne Lubbers, die het initiatief voor deze bijeenkomst nam. ‘Maar dat is nog niet of nauwelijks tot het voortgezet onderwijs doorgedrongen.’ Ze spreekt uit ervaring: na haar studie biologie werkte ze als teamleider dierverzorging bij het Nederlands Kanker Instituut. Een paar jaar geleden trad ze als zij-instromer toe tot het onderwijs en ze is nu docent aan het Goois Lyceum in Bussum. ‘Ik was verbaasd om te zien dat daar sinds mijn schooltijd qua diergebruik helemaal niets veranderd was.’
Belangstelling voor alternatieven is er wel. Een toa vertelt dat hij onder meer kippenhartjes, lamsharten en koeienogen gebruikt, maar dat liever niet zou doen: hij heeft ethische bezwaren, vindt het niet hygiënisch en merkt dat steeds meer leerlingen het niet willen. Net als de andere aanwezigen mag hij hier de augmented reality brillen uitproberen die Bo van Leeuwen heeft meegenomen; Van Leeuwen is docent veterinaire anatomie en fysiologie bij Geneeskunde aan de Universiteit Utrecht en onderzoekt nieuwe technieken om ruimtelijk inzicht bij te brengen in het anatomie-onderwijs. Zo’n AR-bril projecteert een dier driedimensionaal in de ruimte. Je kunt eromheen lopen en de huid vastpakken en afpellen, of bepaalde onderdelen, bijvoorbeeld bloedsomloop of zenuwstelsel, aanwijzen en laten oplichten. Het duurt niet lang of de deelnemers lopen zwaaiend met hun armen rond.
PLASTINATEN
Daarna bekijken ze de plastinaten die Van Leeuwen ook bij zich heeft: dieren en organen die zijn geconserveerd volgens de bijna vijftig jaar oude methode van Gunther von Hagens. Plastinaten kunnen preparaten op sterk water of vers materiaal vervangen en gaan levenslang mee. Iedereen toont zich verrast over de minuscule structuren die zichtbaar zijn in opengewerkte ratten, padden en harten. Plastinaten blijken veel mooier te zijn dan plastic modellen of 3D-prints. Van Leeuwen vertelt dat Diergeneeskunde een eigen preparateur in diens heeft. Er is een enorme collectie en scholen kunnen exemplaren lenen of kopen.

Iedereen toont zich verrast over de minuscule structuren die zichtbaar zijn in opengewerkte ratten, padden en harten.
In een ander lokaal laat Ronald Vlasblom, docent life sciences aan de Hogeschool Utrecht, alternatieven voor dierexperimenten zien die hij en zijn collega’s gebruiken in de opleiding van analisten. Er is een regenwormmodel, waarmee studenten het effect van toxische stoffen kunnen testen. Datzelfde kunnen ze doen met gekweekte spiercellen en darmcellen. En onder een microscoop kronkelen nematoden, de bekende proefdiersoort Caenorhabditis elegans . Als je een bepaald gen uitschakelt, ontwikkelen deze diertjes hun variant van de ziekte van Alzheimer en dat wordt zichtbaar doordat ze rondjes gaan draaien. Zo kun je aspecten van de ziekte onderzoeken.
Initiatiefnemer Lubbers bedacht zelf ook een nieuwe methode die ze hier demonstreert: een ‘oogkleipracticum’ in plaats van het oogsnijpracticum. Ze zet de aanwezigen aan het werk met tien verschillende kleuren boetseerklei waarmee ze een oog moeten bouwen met alles erop en eraan. ‘Ik heb dit gisteren met een van mijn brugklassen gedaan. Nadat ze een oog gekleid hadden, moesten ze het dwars doorsnijden, tekenen en vergelijken met een plaatje uit het boek. Dat ging prima. Voor een andere brugklas morgen heb ik vijftig koeienogen besteld om het op de gebruikelijke manier te doen, maar daar heb ik nu spijt van. Het alternatief met klei is leuker en even leerzaam.’

In een ‘oogkleipracticum’ werkt men met tien verschillende kleuren boetseerklei waarmee een oog gebouwd moet worden, met alles erop en eraan
Lubbers wil vandaag stilstaan bij de vraag: moeten we wat met zulke alternatieven voor diergebruik? ‘We bereiden leerlingen voor op vervolgstudies en moeten dus inspelen op ontwikkelingen in hoger onderwijs en onderzoek, ook wat betreft het gebruik van dieren’, vindt ze. ‘Dat zijn we aan onze leerlingen verplicht. Bovendien: wie eenmaal gewend is om dieren te gebruiken, stapt daar niet makkelijk vanaf. We hebben jonge wetenschappers nodig die out of the box denken: niet vanuit diergebruik maar vanuit diervrije methoden. Vooral voor vervanging van dieren in onderzoek is er nog een stap te maken.’
Uit de literatuur weet ze dat modellen even goed en vaak zelfs beter zijn om anatomische kennis aan te leren dan echt materiaal. Maar leraren willen ook verwondering bijbrengen, niet alleen kennis overdragen. Mag dat een reden zijn om echt materiaal te gebruiken? Werken met dieren in het voortgezet onderwijs is nooit verplicht. Voor leerlingen met ethische of emotionele bezwaren moeten goede alternatieve practica beschikbaar zijn. Anderzijds, zegt een leraar, er zijn ook leerlingen die een toekomst in de geneeskunde of diergeneeskunde voor zich zien. Zij vinden het juist prachtig om te mogen snijden: handschoenen aan, veiligheidsbril op, mesjes en pincetten in de hand.
De deelnemers van de bijeenkomst zijn hoe dan ook enthousiast over de mogelijkheden die ze vandaag hebben gezien. Ze gaan die zeker onder de aandacht brengen op hun scholen.

Plastinaten zoals van het hart kunnen preparaten op sterk water of vers materiaal vervangen en gaan levenslang mee.