Een van de onderzoekers doet vegetatieopnamen bij een plot in de Endalen-vallei op Spirtsbergen (Svalbard). Foto: Judith Winkler.


In Arctische gebieden is opwarming de belangrijkste aanjager van veranderingen in de plantendiversiteit, blijkt uit veertig jaar vegetatiemonitoring.

Geen grote verliezen of toenames in het aantal plantensoorten, maar klimaatopwarming zorgt wel dat de vegetatie in de Arctische zone ingrijpend verandert in samenstelling. Dat blijkt uit analyses van ruim 42 duizend monitoringgegevens van het International Tundra Experiment Plus (ITEX+) van veranderingen bij 490 plantensoorten tussen 1981 en 2022 in 2.174 percelen rond de Noordpool (Nature , 1 mei). Eerste auteur van de studie is plantenecoloog Mariana García Criado van de University of Edinburgh. Ook de ecologen Rien Aerts en Hans Cornelissen van de Vrije Universiteit Amsterdam behoren tot de ruim vijftig coauteurs.

Het Arctisch gebied is het eindpunt tot waar plantensoorten noordelijk kunnen migreren om aan opwarming te ontsnappen. Toch is de verwachte ophoping van vaatplantensoorten na veertig jaar vegetatieopnames nog niet duidelijk zichtbaar. ‘We vonden een grotere soortenrijkdom op lagere breedtegraden en warmere locaties, maar gemiddeld genomen zijn er nog geen aanwijzingen voor richtingsafhankelijke veranderingen’, schrijven García Criado en haar collega’s. Wijzigingen in soortensamenstelling zijn al wel wijdverbreid: ‘op 59 procent van de percelen is sprake van soortenwinst en/ of -verlies.’

Een vegetatie-opname met een kwadrant op Qikiqtaruk-Herschel Island in Noord-Canada. Foto: Jeff Kerby.

De opwarming in het Arctische gebied verloopt ongeveer vier keer zo snel als het mondiale gemiddelde, wat veranderingen in plantengemeenschappen logisch maakt. Gemiddeld is sprake van een afname van ongeveer één soort bij 5 graden1 stijging in breedtegraad, terwijl er op de warmere locaties bij elke 2 graden temperatuurstijging gemiddeld één soort bijkomt, berekenen de ecologen. Op perceelniveau is gemiddeld 64 procent van de soorten in veertig jaar blijven bestaan, terwijl er 19 procent aan soorten bijkwam en 17 procent eraf ging.

De gemeten Arctische percelen liggen in Canada, Groenland, IJsland, Noord-Scandinavië en Spitsbergen; Russische toendragebieden zijn niet meegenomen. Ook struikvorming lijkt een belangrijke aanjager van veranderingen in plantendiversiteit. Zo is er sprake van proportioneel meer soortenverlies in percelen waar struikvorming toenam. Mogelijk leggen laagblijvende grassen en kruiden het in competitie af tegen kruinvormende struiken, speculeren de onderzoekers.

Toendravegetatie op Ellesmere Island in Nunavut, Canada. Foto: Anne Bjorkman.

‘Een prachtige en belangrijke studie’, oordeelt ganzenonderzoeker Maarten Loonen van het Arctisch Centrum in Groningen, die al 35 zomers Spitsbergen bezoekt voor begrazingsonderzoek. ‘Dat er geen echte sprake is van verschuiving, maar wel van veel wisselingen in soorten, kan ik ook niet goed plaatsen. Misschien is er een verband met de observatie dat er na lineaire opwarming nu vaker sprake lijkt van grote verschillen tussen warme en koude jaren’, aldus Loonen. ‘Wel jammer dat in deze studie mossen en korstmossen ontbreken. Belangrijke plantgroepen die ook een hoge diversiteit kennen in het Arctisch gebied.’

1 Hierbij staat in de papieren versie abusievelijk 'graden Celsius', maar het gaat om verandering in breedtegraden (correctie GvM, 30 april 2025)