Sommige berggemeenschappen gaan steeds meer op elkaar lijken, doordat algemene laaglandsoorten oprukken. Foto: Kristy Dixon, Unsplash

Klimaatverandering jaagt planten- en diersoorten in berggebieden niet de afgrond in. Ecologische verschraling op berghellingen ligt echter op de loer.

De gevreesde escalator to extinction blijkt vooralsnog uit te blijven in berggebieden. Ondanks snel opwarmende klimaten is er nauwelijks bewijs dat bergsoorten massaal uitsterven door het verdwijnen van beschikbare habitats. Tot die verrassende conclusie komen een Franse en twee Taiwaneese biologen in Science van 16 mei.

De onderzoekers verzamelden ruim 8.800 historische en recente gegevens over de hoogteligging van 2.069 planten- en diersoorten in berggebieden op vijf continenten. Daarmee testen ze een veelgehoorde aanname binnen de klimaat-ecologie: dat soorten zich als vanzelf omhoog verplaatsen naarmate het warmer wordt – tot ze simpelweg nergens meer heen kunnen. Maar dit beeld is volgens hen in de praktijk een stuk genuanceerder.

Twee Alpenmarmotten (Marmota marmota) in Beieren, typische bergbewonende knaagdieren in Europa. Foto: (c) Boris Mittermeier, iNaturalist.

Veel soorten blijken wel degelijk omhoog te schuiven, maar ze verdwijnen daarbij lang niet altijd uit hun oorspronkelijke laaggelegen habitats. Dat geldt niet alleen voor wijdverspreide laaglandsoorten, die hun leefgebied juist uitbreiden in plaats van dat ze echt verschuiven, maar ook voor soorten met kleine verspreidingsgebieden. Van soorten uit deze laatste groep wordt vaak aangenomen dat ze extra kwetsbaar zouden zijn voor uitsterving op bergtoppen, maar ook zij lijken hun lagere verspreidingsgrenzen te behouden terwijl ze zich gelijktijdig hoger in de bergen vestigen.

De studie maakt gebruik van een geavanceerd Bayesiaans model, waarmee de auteurs waargenomen veranderingen in verspreidingsgrenzen vergelijken met wat men zou verwachten op basis van de geometrie van het berglandschap. Daarbij houden ze rekening met het feit dat berghellingen naar boven toe smaller worden en dus minder ruimte bieden. De meeste verschuivingen blijven binnen deze verwachte grenzen, wat erop wijst dat bergsoorten zich deels aanpassen aan veranderende omstandigheden.

HOMOGENISATIE

Wel constateren de onderzoekers een andere, subtielere ecologische trend op een aantal berghellingen: biotische homogenisatie. Sommige berggemeenschappen gaan op verschillende hoogten steeds meer op elkaar lijken, doordat algemene laaglandsoorten oprukken terwijl gespecialiseerde bergsoorten stagneren of zelfs verdwijnen.

Volgens de auteurs is het risico voor biodiversiteit dus niet verdwenen, maar verschoven. Niet zozeer via abrupte uitstervingen op bergtoppen, maar via geleidelijke, minder zichtbare verschraling van ecosystemen. Dat kan leiden tot verarming van interacties tussen soorten, zoals tussen planten en hun bestuivers, of roofdieren en prooien. Ook ecosysteemdiensten als waterregulatie en nutriëntenkringlopen kunnen hierdoor worden aangetast. Desalniettemin blijken bergsoorten in het algemeen veerkrachtiger dan gedacht.