Door Steijn van Schie - 02-11-2019 - Ecologie

Grofweg ter hoogte van Nederland is de soortenrijkdom van regenwormen het grootst. Foto Pixabay
Regenwormen zijn vooral gek op gematigde gebieden, daar is hun diversiteit het grootst. Maar het veranderende klimaat gooit mogelijk roet in het eten.
De ijzeren wet dat biodiversiteit bovengronds het grootst is in de tropen gaat niet op voor regenwormen: hun soortenrijkdom, abundantie en biomassa piekt juist bij hogere breedtegraden, grofweg ter hoogte van Nederland. Dat concludeert een internationaal team van 141 wetenschappers uit 35 landen, waaronder biologen van vijf Nederlandse universiteiten en kennisinstellingen, 25 oktober in Science. Ook waarschuwen ze dat klimaatverandering waarschijnlijk grote gevolgen heeft voor regenwormgemeenschappen, en daarmee het functioneren van de ecosystemen waarvan ze een cruciaal onderdeel vormen.
Ecosysteemingenieurs
‘Regenwormen zijn echte ecosysteemingenieurs’, legt Wim van der Putten uit, co-auteur en afdelingshoofd bij het Nederlands Instituut voor Ecologie. ‘Zo woelen ze de grond om, die daardoor beter lucht- en waterdoorlatend wordt. Bovendien eten ze dood organisch plantmateriaal, zoals afgevallen bladeren en ander strooisel. Door het fijner maken van het bladmateriaal kan strooisel beter wegzakken in de grond, wat schimmels en bacteriën de mogelijkheid biedt het verder af te breken. Door deze omzettingen komen minerale voedingsstoffen weer beschikbaar voor planten.’ Zonder regenwormen zou de grond te hard zijn en te weinig zuurstof bevatten voor plantenwortels om goed in te kunnen groeien.
Flevopolder
Hoewel Charles Darwin in The formation of vegetable mould, through the action of worms, with observations on their habits uit 1881 al het belang van regenwormen uiteenzet, duurt het nog ruim honderd jaar voordat de gevolgen van geen regenwormen in de grond met luchtfoto’s visueel hard wordt gemaakt. Hier in Nederland, in de Flevopolder. Van der Putten: ‘Toen de Flevopolders werden ontgonnen, was er geen regenworm te vinden. Naarmate regenwormen gedurende dertig jaar het land koloniseerden, zag je vanuit de lucht scherpe lijnen tussen stukken land zonder en met regenwormen, vooral in de vorm van zeer slecht groeiend gras. Heel spectaculair.’
Verdelingspatronen
Ondanks het overduidelijke belang van regenwormen in terrestrische ecosystemen en vele studies op lokaal niveau, was er tot nog toe nooit onderzoek gedaan naar hun mondiale verdelingspatronen. Daarom inventariseren de biologen van het huidige Science-artikel onder leiding van Duitse collega’s uit Leipzig soortendiversiteit, aantallen en biomassa op 6.928 locaties in 57 verschillende landen. Op basis daarvan concluderen ze niet alleen dat biodiversiteit het grootst is in gematigde gebieden, maar ook dat neerslag en temperatuur de belangrijkste voorspellers zijn van die verdeling. En eigenschappen van de bodem dus in mindere mate. ‘Op zich hadden we wel verwacht dat gematigde klimaatzones een soort paradijs vormen voor regenwormen, en dat er in de tropen per vierkante meter eigenlijk heel weinig diversiteit is: er komen op lokale schaal slechts enkele endemische soorten voor’, aldus Van der Putten. ‘Dat komt doordat bladeren in de tropen snel worden afgebroken – er is haast geen strooisel op de grond te vinden – en de bodems vaak arm zijn aan organische stof. Wel is het bijzonder dat de soortensamenstelling van plek tot plek sterk verschilt.’
Met de constatering dat neerslag en temperatuur belangrijke voorspellers zijn van wormenverdeling, lijkt het een logische inkopper dat klimaatverandering dramatische effecten hierop kan hebben. ‘Het is alleen totaal niet duidelijk wat die gevolgen dan zouden zijn, zeker niet op lange termijn’, zegt Van der Putten.
Flexibel
Regenwormonderzoeker Jeroen Onrust van de Rijksuniversiteit Groningen is op zich enthousiast over het artikel, maar heeft wel wat kanttekeningen. ‘Het is zeker een indrukwekkende studie, maar er staat weinig in dat we nog niet wisten en voegt in die zin weinig toe aan onze kennis over regenwormen. Er zijn maar heel weinig onderzoekers die echt gedragsobservaties of experimenten in het veld uitvoeren. Dat is nou juist precies nodig.’ Ook is Onrust van mening dat de klimaatwaarschuwing er een beetje met de haren bijgesleept is. ‘Regenwormen zijn vrij flexibel. Neem de afgelopen twee zomers, die waren extreem warm en droog. Dat was inderdaad dramatisch voor de regenwormen. Maar zodra er een zachte en natte winter is, herstellen de populaties zich weer prima. Het is dus te kort door de bocht om te zeggen dat klimaatverandering direct problemen vormt voor regenwormpopulaties.’
Bodemdiversiteit
Voor Van der Putten draagt het Science-onderzoek in ieder geval bij aan de wereldwijde bodembiodiversiteitsanalyse die momenteel in opdracht van de Verenigde Naties wordt gemaakt, en waarvan de resultaten in 2020 tijdens de klimaattop in Beijing worden gepresenteerd. ‘Er is al een Europese en wereldwijde atlas voor de biodiversiteit van de ondergrond, maar daar zitten nog veel witte vlekken in. Dit regenwormonderzoek is een goede aanvulling. Er is nu sowieso veel aandacht voor bodemdiversiteit, zeker nu duidelijk is dat grote effecten bovengronds afhangen van wat er in de bodem gebeurt. Het zijn wat dat betreft spannende tijden in mijn vakgebied.’