Drieteenstrandlopers broeden op Groenland, maar overwinteren elders.

Drieteenstrandlopers die voor verre overwinteringsplekken kiezen komen er bekaaid van af.

 

In Groenland broedende drieteenstrandlopers (Calidris alba) die ’s winters naar West-Afrika migreren, hebben een lagere overlevingskans dan soortgenoten die noordelijker langs de Atlantische kust overwinteren. Dat schrijven onderzoekers van onder andere de Rijksuniversiteit Groningen 29 oktober in het Journal of Animal Ecology.

 

Jonge drieteenstrandlopers kiezen een overwinteringsplek ergens aan de kust tussen Schotland en Namibië, en blijven daar de rest van hun leven terugkeren. De afstand die ze jaarlijks afleggen varieert daarmee van 3.700 tot 22.000 kilometer. Biologen vermoedden tot voor kort dat de nadelen van een langere migratieafstand opwegen tegen de voordelen die exotischere overwinteringsplekken bieden, maar niets is minder waar.

 

Noodgedwongen
Vergeleken met hun noordelijker overwinterende soortgenoten sterven drieteenstrandlopers die voor West-Afrika kiezen op jongere leeftijd. Ook keren ze later in het seizoen terug op de Groenlandse broedgronden, en missen ze vaker hun eerste broedseizoen, doordat ze ’s zomers noodgedwongen in Afrika blijven.

 

Een te lage hoeveelheid of kwaliteit van voedsel is waarschijnlijk de oorzaak van de problemen voor de West-Afrika-gangers. Juist ook omdat deze vogels veel energie nodig hebben om de lange terugtocht naar Groenland te overleven. Waarom sommige vogels ondanks al deze nadelen toch voor West-Afrika kiezen is vooralsnog onduidelijk.