Door Gert van Maanen - FOTO: UVA, DIRK GILISSEN - 14-12-2019 - Ecologie

Synthetische stoffen, zoals plastics en pfas, die nu tot milieucrises leiden zijn eigenlijk oude bekenden. ‘Het zou beter zijn als we voortaan vooraf de knoop doorhakken of we bepaalde stoffen wel willen’, meent milieu-ecoloog Annemarie van Wezel.
'Er zit nu in de toelating van synthetische stoffen geen expliciete afweging over het maatschappelijk nut. Hebben we de stoffen echt nodig of zijn ze vooral nice-to-have en alleen commercieel interessant? Ik denk dat we strengere toelatingscriteria kunnen hanteren voor stoffen die niet echt nodig zijn. Zeker als het gaat om relatief giftige en persistente stoffen, waar milieuvriendelijke alternatieven voor bestaan. Daarnaast kan in regulering de stof-voor-stofbenadering vervangen worden door een stofgroepenbenadering. Dan worden afgeserveerde stoffen niet meer meteen vervangen door een broertje of zusje dat minstens zo slechts is voor het milieu’, zegt milieu-ecoloog Annemarie van Wezel.
Risicobeoordeling
Van Wezel sprak donderdag 12 december in Amsterdam haar oratie Chemophilia/Chemophobia uit als hoogleraar en is sinds begin 2019 tevens directeur van het Instituut voor Biodiversiteit en Ecosysteem Dynamica (IBED) van de Universiteit van Amsterdam. ‘Een prachtige baan, want het IBED is een instituut met een heel brede expertise. Het kent veel academische vrijheid en het onderzoek is heel goed verbonden met het onderwijs’, aldus Van Wezel. In haar vorige functies als onderzoeker bij het KWR Watercycle Research Institute in Nieuwegein en bijzonder hoogleraar waterkwaliteit en gezondheid bij het Copernicus Instituut in Utrecht heeft ze zich toegelegd op risicobeoordeling en milieuchemie. Ze kent de regelgeving bovendien van binnenuit als lid van de Gezondheidsraad en het College voor Toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden.
Antiaanbaklagen
‘We zien ze niet, maar synthetische stoffen zijn overal aanwezig en sterk verweven met ons dagelijks leven’, vertelt Van Wezel een week voor de oratie in haar werkkamer op Science Park Amsterdam. ‘Nu staan plastics, stikstof en pfas volop in de schijnwerpers, maar er is nog zoveel meer.’ Er zitten ftalaten en surfactanten in shampoo en badschuim, residuen van bestrijdingsmiddelen in voeding en fluorhoudende antiaanbaklagen in pannetjes. ‘Er zijn internationaal ruim 157 miljoen chemische stoffen geregistreerd en daarvan zijn bijna vierhonderdduizend stoffen toegelaten’, weet Van Wezel. ‘In Europa is markttoegang van synthetische stoffen geregeld via vijf sectorale verordeningen: als agrarisch bestrijdingsmiddel, diergeneesmiddel, geneesmiddel, biocide voor desinfectie, conservering of plaagbestrijding en in de industrie. Er vindt dus een afweging plaats over de risico’s voor mens en milieu. Toelatingen zijn ook niet eeuwig, ook voortschrijdend wetenschappelijke inzichten spelen een rol. Al levert dat vaak enige commotie op, zoals we hebben gezien bij de herregistratie van glyfosaat en het verbod op neonicotinoïden.’
‘We laten ons leiden door milieucrises die eigenlijk niet zo nieuw zijn’
Inhaalrace
‘We produceren en gebruiken steeds meer synthetische stoffen. Van veel stoffen kunnen we de risico’s voor het milieu wel beoordelen, maar door de grote snelheid waarmee nieuwe stoffen geproduceerd worden, is er steeds sprake van een inhaalrace. De stof-voor-stofbenadering in de regulatie is te vervangen door een benadering op stofgroepen’, meent Van Wezel. Ook is het volgens haar van belang verder vooruit te kijken. ‘Want nu laten we ons leiden door milieucrises die eigenlijk niet zo nieuw zijn.’ Als voorbeeld noemt ze de crisis rond pfas en de problemen die dat in het hele land opleverde voor bedrijven omdat vrijwel alle grondverzet werd stilgelegd. ‘Het gaat bij pfas om ruim vierduizend zeer persistente fluorverbindingen, waarvoor milieuonderzoekers al heel lang waarschuwen. Nu is – op basis van meetgegevens voor twee stoffen perfluoroctaanzuur en perfluoroctaansulfonaat – de norm tot 0,8 microgram per kilo verhoogd om grondverzet weer mogelijk te maken. Het is wijs om de aandacht te kunnen concentreren op echt vieze plekken: zoals rond betrokken fabrieken en stortplaatsen van afval’, aldus Van Wezel.
‘Er zijn dus veel meer van zulke pfas-verbindingen, maar slechts 107 pfas-verbindingen zijn geregistreerd. Wat we vrij zeker weten is dat zulke stoffen – vanwege de extreme persistentie – in concentraties gaan toenemen. Je kunt je dus afvragen of het maatschappelijk belang wel opweegt tegen mogelijke risico’s. We kunnen voortaan ook maatschappelijk nut inbakken in onze regelgeving en voor niet echt noodzakelijk gebruik strengere toelatingscriteria hanteren of restricties aanbrengen in de toepassing’, meent Van Wezel. ‘De beslissing hierover is aan politici: de rol van wetenschappers is om kennis en feiten in te brengen.
Onderzoekscontract
Dat geldt ook voor het driejarige onderzoekscontract dat ze in november namens IBED afsloot met het Mesdag Zuivelfonds om door metingen te achterhalen hoe ver stikstof vanuit melkveebedrijven neerslaat in omliggend gebied. ‘Het fonds is een partij die onderzoek uit laat voeren dat de bedrijfsvoering van de melkveesector kan raken. Als IBED werken we graag samen met allerlei gremia, en zoeken de breedte op in het palet van opdrachtgevers. Het maakt ons niet uit of ze van links of van rechts komen. Wij voeren het onderzoek volledig onafhankelijk uit – in goed overleg met het RIVM – en hebben vastgelegd dat we erover mogen publiceren. Het zou best kunnen dat het fonds straks helemaal niet blij is met de uitkomsten, maar ook dat is wetenschap. Meten is weten.’