Woekerende coralita op Bonaire, aan de straat die de lokale bijnaam van deze mooie exoot draagt: Beyisima.

 

Massale invasie van de roze koraalklimmer heeft ingrijpende gevolgen voor de hele biodiversiteit aan insecten en spinnen op Sint Eustatius.

 

'Het is een mooie en kleurige plant, maar zo dominant. Zorgwekkend is dat de invasie met coralita voor een totale verandering van de levensgemeenschappen op Sint Eustatius zorgt. Zowel urbane als meer natuurlijke gebieden zijn door de invasie niet meer van elkaar te onderscheiden en krijgen een volledig andere samenstelling aan insecten en spinnen’, zegt ecoloog Wendy Jesse van de Vrije Universiteit. Ze is eerste auteur van een artikel in Global Change Biology (early view 16 april) met empirische bewijzen dat stedelijke ontwikkeling en invasieve soorten zeer grote, maar ook zeer verschillende effecten hebben op biodiversiteit. ‘Er zijn maar weinig studies waarbij deze effecten goed gescheiden van elkaar onderzocht zijn’, claimt Jesse. ‘Dat kon in dit geval omdat deze invasieve plant echt massaal aanwezig is en overal de kop opsteekt, zowel in het stedelijk gebied rond Oranjestad als de reeds lang verlaten landbouwpercelen op en rond de slapende Quill-vulkaan. Zo’n 33 procent van het eiland is geheel of gedeeltelijk begroeid met coralita.’

 

Veldjes
Het promotieonderzoek van Jesse op Sint Eustatius is onderdeel van het NWO-project over bioinvasies op de Antillen dat vanuit de VU wordt gecoördineerd. In dit geval is vooral gekeken naar de kleurige bloemplant coralita of koraalklimmer (Antigonon leptopus) die als sierplant op Saba, Sint Eustatius en meer Caribische eilanden is geïntroduceerd. Jesse: ‘Van oorsprong leeft deze plant in Mexico en daar wordt het voorkomen gereguleerd door droogte en vormt de soort geen probleem. Op deze vochtige eilanden kan het echter ongehinderd groeien. Het breidt zich zowel horizontaal op veldjes als verticaal tegen allerlei objecten uit. Een bijkomend probleem is dat geiten liever de inheemse grassen eten en coralita niet tenzij ze er van jongs af aan toe gedwongen worden.’

 

Proeflocaties
Voor dit onderzoek werd op 36 gepaarde proeflocaties in aan- of afwezigheid van coralita de complete samenstelling van geleedpotigen geanalyseerd. Hiervoor heeft student en mede-auteur Jasper Molleman de helse klus op zich genomen om in twee maanden de in totaal 4.690 gevangen spinnen en insecten te determineren. Het ging in totaal om 185 soorten, waarvan vervolgens is vastgesteld tot welke functionele groep of gilde ze behoren: herbivoor, nectarivoor, predator, parasitoïd, detritivoor of omnivoor. ‘Onze inventarisatie laat zien dat stedelijke ontwikkeling de soortenrijkdom verhoogt en ook diversiteit aan individuen verdeeld over soorten, de zogeheten abundantiegewogen diversiteit. Invasie met coralita zorgt er vooral voor dat bepaalde gilden heel veel voorkomen, met uitzonderlijke hoeveelheden nectarivoren, herbivoren en detritivoren. Dat zorgt voor biotische homegenisatie, vooral veel meer van hetzelfde’, legt Jesse uit. Invasieve soorten zoals coralita liften dus niet alleen mee met stedelijke ontwikkeling, maar zijn ook zelf een motor van verandering.

 

‘Omdat insecten en spinnen zo belangrijk zijn voor ecosysteemdiensten als bestuiving, afbraak en nutriëntenkringloop, en als voedselbron voor inheemse reptielen en vogels, heeft zo’n invasie grote gevolgen voor de natuur op Sint Eustatius. We hebben in eerder onderzoek al laten zien dat als coralita verschijnt je eigenlijk geen reptielen zoals anolishagedissen meer ziet. Zonder herstel van inheemse vegetatie is verlies aan biodiversiteit op de Antillen waarschijnlijk onvermijdelijk.’

 

Landbouwgebieden
‘Een waardevolle en solide studie’, oordeelt de Nijmeegse hoogleraar invasiebiologie Rob Leuven. ‘Heel relevant ook, omdat coralita op vrijwel alle Caribische eilanden woekert.’ Hij vraagt zich wel af of verlaten landbouwgebieden als natuurlijk beschouwd kunnen worden. ‘Coralita woekert immers juist op verstoorde terreinen’, aldus Leuven. ‘De voorgeschiedenis van de proeflocaties is niet meegenomen in de analyses. Ook had ik graag willen zien welke soorten geleedpotigen endemisch of ook exoten zijn. Dit onderscheid is vooral voor de interpretatie van toegevoegde waarde.’