Een doorkijkje in het oude museum aan de Raamsteeg. Foto: Rijksgebouwendienst.

 

In twee eeuwen heeft Naturalis een ware metamorfose doorgemaakt. Het ooit zo gesloten pakhuis voor verzamelaars is verpopt tot modern museum en onderzoekscentrum voor biodiversiteit.


Verleden

‘Een groot gemis is in den tegenwoordigen tijd het ontbreken van een tentoonstellingscollectie, die het gevolg is van plaatsgebrek. Hierdoor heeft het Museum voor de groote massa geen beteekenis’, schrijft bioloog en museumhistoricus Agatha Gijzen in 1938 over het toenmalige Rijksmuseum van Natuurlijke Historie. Een beeld dat volledig afwijkt van de huidige status van Naturalis als succesvol familiemuseum, mede dankzij tv-optredens van huisbioloog Freek Vonk en met veel spektakel omgeven exposities als T. rex in Town. De gedaanteverwisseling is compleet en heeft zich bijna volledig in de laatste twee decennia van haar 200-jarig bestaan voltrokken (zie tijdlijn ‘200 jaar Naturalis’). Het jubileum wordt dankzij de coronacrisis dit jaar pas 29 september en niet al te uitbundig in Leiden gevierd met het Gala van de Biodiversiteit.

 

Menagerie
Het is koning Willem I die op 9 augustus 1820 per Koninklijk Besluit de oprichting van ’s Rijks Museum van Natuurlijke Historie in gang zet. De basis vormen delen van de menagerie van levende exotische dieren en het naturaliënkabinet dat zijn voorouders, de stadhouders Willem IV en V, hebben opgebouwd. Na enig getouwtrek tussen Amsterdam en Leiden – een geschiedenis die zich zal herhalen – worden de natuurobjecten samengevoegd met het naturaliënkabinet van de Leidse Universiteit.

 

Prent van de Menagerie van stadhouder Willem V en een portret van de eerste directeur, Coenraad Temminck.

 

Ornitholoog Coenraad Temminck is de eerste directeur van het Rijksmuseum, dat al vanaf de start een te krappe huisvesting krijgt rond de Hof van Zessen aan de Papengracht in Leiden. Twee directeuren en driekwart eeuw later nemen ruimtegebrek en bewaaromstandigheden pas echt groteske vormen aan en heeft het museum nog geen publieksfunctie.


Ingeslapen
In 1900 start eindelijk de bouw van een nieuw museum aan de Raamsteeg, waarin tussen 1912 en 1915 alle skeletten en andere collecties een plaats krijgen. Eén wens gaat door geldgebrek echter niet in vervulling: een tentoonstellingsgebouw. Hierdoor blijft het Rijksmuseum heel lang een museum zonder publiek. Een situatie waar de conservatoren, curatoren en directeuren blijkbaar aan gewend raken, waardoor het museum uitgroeit tot een gesloten bastion: een ingeslapen en in zichzelf gekeerde instelling.



‘Er werd slechts een- of tweemaal per jaar publiek binnengelaten en dan nog niet eens echt van harte’



Wakker
Het is directeur en koralenexpert Hilbrand Boschma die vanaf 1934 het museum weer enig nieuw leven inblaast. ‘Het museum werd door Boschma als het ware uit zijn lethargische dommel wakker geschud’, signaleert oud-conservator en geschiedschrijver Lipke Holthuis in 1995. ‘De tijd van de kamergeleerden die al hun werk tussen de muren van het museum doden was voorbij. De combinatie van veldwerk en museumwerk bracht veel nieuwe en belangrijke resultaten.’ Expedities en meer internationale samenwerking verstevigen het wetenschappelijk aanzien van het museum, maar het blijft een bolwerk voor onderzoekers. Bezoekers zijn welkom, maar liefst met een duidelijk inhoudelijk doel en niet om alleen maar wat rond te neuzen.


Deftig
Aan de Raamsteeg was sprake van ‘een aantal kleine koninkrijken, waarin conservatoren werkten aan hun levenswerk, hoe ogenschijnlijk klein dat ook kon zijn’, constateert Fred de Ruiter, auteur van het recente boek Natuurschatten over natuurhistorische musea. ‘Ze hadden weinig oog voor de wereld buiten hun eigen deftige milieu. Het museum was in die tijd qua kosten het tweede rijksmuseum van het land. En toch werd er slechts een- of tweemaal per jaar publiek binnengelaten en dan nog niet eens echt van harte.’ De politiek is er in 1985 klaar mee en cultuurminister Eelco Brinkman eist de ontwikkeling van een Nationale Natuurhistorische Presentatie, waarvoor de stad Leiden het Pesthuis bij het Bio Science Park als locatie aanbiedt. Het wordt opnieuw een tweestrijd met Amsterdam, waarbij Leiden wederom aan het langste eind trekt.

 

Oerparade
Ruim tien jaar later opent het nieuwe Naturalis in 1998 haar deuren met onder meer een Oerparade en Natuurtheater, dat Bionieuws destijds bejubelt als ‘een juweel van een museum’. De bezoekersaantallen stijgen, maar rustig werd het er niet. Al spoedig vindt achter de schermen de echte metamorfose plaats: het daadwerkelijk organisatorisch samenvoegen van alle belangrijke Nederlandse zoölogische én botanische collecties. De Vlaamse botanicus Erik Smets, nu wetenschappelijke directeur bij Naturalis, valt in 2005 met de neus in de boter als hij wordt aangesteld als directeur van het Nationaal Herbarium Nederland. ‘Het bundelen van de herbaria van Leiden, Utrecht en Wageningen was al een helse klus, maar wijlen Naturalis-directeur Ronald Van Hengstum en ikzelf realiseerden ons al snel dat we de collecties en het onderzoek van planten en dieren moesten samenbrengen om een sterkere positie te verkrijgen in het wetenschappelijke landschap. Voor taxonomisch onderzoek maakt het steeds minder uit waar je aan werkt omdat methodes en observatietechnieken voor planten en dieren gelijkaardig zijn. De opkomst van het gebruik van dna heeft ook een revolutie teweeggebracht in het taxonomisch onderzoek maar vereist een concentratie aan mensen en middelen’, aldus Smets. ‘Ook de gezamenlijke noemer biodiversiteit was politiek ingeburgerd geraakt. Maar alle wielen dezelfde kant op laten draaien was nog wel een enorme taak, die we vast hebben onderschat.’ Hij roemt vooral adviseur Peter Tindemans die ‘toen samen met ons de kar ging trekken’.

 

Monsterklus
Dit resulteert in een injectie van 30 miljoen euro uit de enorme FES-pot van aardgasbaten en de oprichting van het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit in 2010, het Internationale Jaar van de Biodiversiteit. Het samenballen, verhuizen en beter toegankelijk maken van de naar schatting 42 miljoen natuurhistorische collecties op echt één locatie en ook nog eens compleet vernieuwen van de presentatie blijkt een monsterklus die bijna tien jaar in beslag neemt. Maar na bijna drie jaar museumsluiting lijkt Naturalis anno 2020 helemaal toekomstbestendig. ‘Nederland heeft nu een topinstituut op het gebied van natuurhistorie en biodiversiteit, vergelijkbaar met de musea in Londen, Parijs en Berlijn. En een groot nieuw familiemuseum voor iedereen die van deze wereld houdt’, constateert Fred de Ruiter. ‘Dat hebben we in deze vorm nog nooit gehad.’

 

 


Historische bronnen:
’s Rijks Museum van Natuurlijke Historie 1820-1915
Agatha Gijzen, 1938
1820-1958 – Rijksmuseum van Natuurlijke Historie
Lipke Holthuis, 1995
Natuurschatten – Natuurhistorische collecties in Nederlandse musea
Fred de Ruiter, 2020

 

Verschijnt binnenkort:
Wie wat bewaart – Twee eeuwen Nederlandse natuurhistorie Menno Schilthuizen en Freek Vonk Hardcover, 352 pagina’s, 25 euro

 


De LiveScience-zaal in het huidige Naturalis. Foto: NCB Naturalis



Heden en Toekomst

‘Naturalis speelde al een vooraanstaande rol in kennisontwikkeling, maar we richten ons nu ook op impact in de maatschappij. We willen de mechanismen achter biodiversiteitsverlies begrijpen en een bijdrage leveren om achteruitgaan van natuur te stoppen. Daarvoor moeten we nog steeds alles weten van platwormen en andere soorten waarmee we de aarde delen, maar niet meer alleen met het oogmerk van taxonomie en soorten beschrijven’, zegt bijenonderzoeker en wetenschappelijk directeur Koos Biesmeijer van Naturalis. ‘Twintig jaar geleden had ik hier nooit gezeten, want ik ben geen taxonoom maar een in bijen en bestuiving geïnteresseerde ecoloog. Er heerst hier nu een enorme dynamiek. We hebben drie verdiepingen met labs, twee CT-scans en unieke faciliteiten om dna uit oud materiaal te isoleren en meta-barcoding te kunnen uitvoeren. Er is veel veranderd om collectiebeheer, publiekspresentatie en wetenschappelijk onderzoek evenwichtiger af te stemmen. We zijn zeker geen bastion meer, maar nog steeds een museum. Onze collecties zijn van grote waarde, maar waardeloos als de deur dicht blijft’, aldus Biesmeijer. ‘Gelukkig kan dat ook steeds vaker digitaal en daar zetten we ook sterk op in. We digitaliseren collecties, ontsluiten de informatie via nieuwe data-infrasctructuren om ze te delen in een groeiende virtuele wereldcollectie.’

 

Kennisagenda
Biesmeijer is een drijvende kracht achter de kennisagenda Nature4Life, Deltaplan Biodiversiteitsherstel, burgerwetenschapsproject Nederland Zoemt, de Nationale Bijenstrategie en kringloopproject Groene Cirkels. Ook is hij hoofdaanvrager van het grootschalige infrastructuurproject ARISE – Authoritative and Rapid Identification System for Essential biodiversity information – dat deze zomer 13,6 miljoen euro kreeg toegekend door onderzoeksfinancier NWO. ‘Hiermee bouwen we samen met strategische partners voort op reeds ontwikkelde technologie en expertise om soorten op basis van dna, geluid en beeld snel op naam te brengen. Zo willen we de vaak onzichtbaar blijvende biodiversiteit aan vleermuizen, insecten, algen, schimmels en andere kleine organismen snel in kaart brengen en via verbeterde monitoring komen tot betere beheersmaatregelen, die biodiversiteitsverlies echt een halt toeroepen’, legt Biesmeijer uit. ARISE bouwt hierbij voort op technologieën als DNA Waterscan, Diopsis-insectencamera’s en de ObsIdentify-app voor soortenherkenning (De Levende Natuur, septembernummer), vaak ontwikkeld in samenwerking met andere kennisinstellingen of soortenorganisaties als EIS Nederland.

 

Infrastructuur
‘Gebruik maken van de enorme kennis van liefhebbers en samenwerking met soortenorganisaties blijft een speerpunt van Naturalis’, beaamt directeur onderzoek en onderwijs Maaike van de Kamp-Romijn van Naturalis. ‘Veel soortenkennis zit buiten onze organisatie, soms elders in de wereld. We hebben een specifieke verantwoordelijkheid voor de Nederlandse biodiversiteit, maar hoeven niet alles te weten. We moeten er vooral voor zorgen dat de infrastructuur op orde is en onze eigen collectie van topkwaliteit is. We hebben een relatief kleine vaste staf van veertig onderzoekers, zo’n tachtig promovendi en postdocs, en daaromheen nog een hele schil vrijwilligers en gepensioneerden. Een traditie waarop we trots zijn’, aldus van de Kamp.

 

Broedplaats
Naturalis is volgens haar geen grote instelling waarin alle medewerkers hun hele carrière kunnen blijven doorstromen. ‘We zijn vooral een broedplaats voor talent en stimuleren mobiliteit.’ Hiertoe zijn de banden aangeknoopt met Nederlandse universiteiten en beschikken inmiddels dertien Naturalis-onderzoekers over leerstoelen in Amsterdam, Groningen, Leiden, Maastricht, Nijmegen, Utrecht en Wageningen. Heel belangrijk is volgens Van de Kamp ook het Centre of Excellence for Netherlands Biodiversity Research dat 29 september van start gaat en waarin Naturalis haar krachten bundelt met het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZNWO) en Westerdijk Fungal Biodiversity Institute-KNAW. ‘Hiermee slaan we een brug naar bredere kennis over de Nederlandse biodiversiteit, van gen tot ecosysteem. Dat is goed voor de wetenschap, maar ook om biodiversiteit maatschappelijk beter zichtbaar te maken en een stem te geven. Samen kunnen we ervoor zorgen dat we de boot niet missen en – heel belangrijk – beter onderbouwde adviezen geven. Het woord biodiversiteit is inmiddels ingeburgerd, maar nu moet iedereen ook het wezenlijke belang ervan nog echt tussen de oren krijgen.’

 


200 jaar Naturalis

 

1820 | Oprichting ’s Rijks Museum van Natuurlijke Historie (RMNH) in Leiden
1829 | Oprichting ‘s Rijksherbarium in Brussel (vanaf 1830: Leiden)
1876 | Rijksherbarium onderdeel Leidse universiteit
1892 | Rijksmuseum voor Geologie en Mineralogie (RGM) splitst af van RMNH
1913 | RMNH verhuist van Papengracht naar Raamsteeg in Leiden
1939 | Deel Groote Museum van Artis wordt Zoölogisch Museum Amsterdam (ZMA)
1982 | Beleidsnota ‘Een zaak van leven en dood’ over samenwerking natuurhistorische musea
1986 | RMNH krijgt 87 miljoen gulden voor realisatie Nationale Natuurhistorische Presentatie


1988
| RGM weer onderdeel RMNH 1998 | Opening Naturalis (architect: Fons Verheijen), rond Pesthuis aan de Darwinweg
1999 | Start Nationaal Herbarium Nederland (NHN: fusie herbaria Leiden, Utrecht en Wageningen)
2010 | Start Nederlands Centrum voor Biodiversiteit (NCB Naturalis, fusie: RMNH, NHN en ZMA)
2016 | Sluiting museum en tijdelijke expositie T. rex in Town
2017 | Naturalis schikt voor 1,5 miljoen euro in geschil met architect Verheijen over de verbouw
2019 | Heropening Naturalis (Neutelings Riedijk Architecten)
2020 | Oprichting Centre of Excellence for Netherlands Biodiversity Research