Door Gert van Maanen - 03-10-2020 - Biologie

De instroom eerstejaars biologie stijgt vooral in Utrecht tot recordhoogte. Illustratie: Beeldmateriaal Bachelor Biologie UU en Bionieuws.
Sars-cov-2 veroorzaakt ook een enorme golf extra eerstejaars biologiestudenten. Landelijk stijgt de biologie-instroom met 23 procent, in Utrecht zelfs met 43 procent.
Een recordaantal van 1.352 eerstejaars is dit studiejaar gestart met een universitaire bacheloropleiding biologie. Dit is ruim 23 procent meer dan de 1.098 studenten die in 2019 bij de zeven biologieopleidingen instroomden. ‘Je kunt denk ik wel spreken van een specifiek corona-effect, want de toestroom naar biologie lijkt aanmerkelijk groter dan het gemiddelde stijgingspercentage voor alle universitaire opleidingen dit studiejaar, al moeten we de definitieve cijfers nog even afwachten.'
‘Er komt een generatie jongeren aan
die als kind allemaal bioloog wilden worden’
'Het virus en de pandemie laten natuurlijk ook zien hoe relevant biologie is en dat geldt ook nog eens voor alle uitdagingen die samenhangen met de klimaat- en biodiversiteitcrisis’, analyseert plantenfysioloog Martijn van Zanten, sinds 1 april ook opleidingsmanager van de bacheloropleiding biologie van Universiteit Utrecht. ‘En misschien is er ook sprake van een Freek Vonk-effect. Er komt een generatie jongeren aan die als kind allemaal bioloog wilden worden. Als ik in het vriendenboekje van mijn zoon kijk, willen er opvallend veel bioloog worden.’
De Utrechtse biologieopleiding is al sinds mensenheugenis de grootste van Nederland, maar groeit dit jaar zelfs naar 479 eerstejaars, een toename van maar liefst 43 procent ten opzichte van 2019. Dit blijkt uit de instroominventarisatie die Bionieuws traditiegetrouw jaarlijks rond 1 oktober houdt onder opleidingscoördinatoren (zie bijgaande grafieken). Ook in Wageningen en Groningen groeien de biologieopleidingen enorm, met respectievelijk 31 en 23 procent tot 169 en 274 nieuwe studenten. De relatief kleine opleiding van de Universiteit van Amsterdam groeit met 8 procent, terwijl Leiden en Nijmegen beide een groei doormaken van rond de 6 procent. De vorig jaar nog onstuimig met 82 procent gegroeide biologieopleiding van de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam krimpt dit jaar als enige en blijft de kleinste: met min 10 procent, van 42 naar 38 eerstejaars.

TUTORGROEPEN
De enorm gegroeide instroom en de restricties rond de coronapandemie hebben zowel in Utrecht als Groningen tot ingrijpende maatregelen geleid. ‘Dat we het bolwerken komt vooral door de enorme inzet van onze fantastische docenten en ondersteuning’, vertelt Van Zanten. ‘De omvang van de golf was vooraf lastig te voorspellen omdat alles dit jaar anders was. We hadden ons in Utrecht al wel voorbereid op ingrijpende coronamaatregelen, maar daar kwam de massale toestroom nog eens bij. Om eerstejaars toch persoonlijke aandacht te kunnen geven en de binding te stimuleren hebben we besloten onze tutorgroepen juist kleiner te maken. Die bestaan dit jaar uit veertien tot twintig eerstejaars en krijgen een vaste begeleiding van een docent en twee studenten als mentoren.’ In voorgaande jaren waren de tutorgroepen aanzienlijk groter. ‘Alle eerstejaars zijn nu in ieder geval één dag per week op de campus aanwezig voor werkcolleges en practica en volgen verder digitaal onderwijs. De kleinere groepen zijn ook nodig om ze allemaal te kunnen inroosteren in zalen, want vanwege de coronamaatregelen hebben die slechts een derde van de gebruikelijke capaciteit. Voor docenten betekent het wel dat ze soms vier keer hetzelfde college of practicum moeten geven’, legt Van Zanten uit.
De Groninger evolutiebioloog en opleidingsdirecteur biologie Sander van Doorn signaleert eveneens een bovenmatige belangstelling voor de levenswetenschappen. ‘We zien hier een terugloop van 3 procent bij de andere bèta-opleidingen, terwijl de instroom bij biologie en life science & technology juist fors stijgt, met 23 en 16 procent. Als je althans onze nieuwe opleiding biomedical engineering – voorheen een track van life science & technology – gewoon meerekent. Dat zal deels komen omdat er dit jaar meer leerlingen zijn geslaagd en omdat een tussenjaar – voor studenten die zijn uitgeloot voor geneeskunde – door corona minder haalbaar is geworden. Dat maakt een studie als biologie als tweede keus aantrekkelijker’, denkt Van Doorn.

De opgeteld bijna 450 eerstejaarsstudenten in de levenswetenschappen vergen in Groningen ook creatieve maatregelen. ‘Veel onderwijs gebeurt al digitaal, maar voor sommige practica bestaat er geen online alternatief, terwijl ze voor de leerdoelen van onze opleidingen essentieel zijn’, stelt Van Doorn. ‘Dat geldt bijvoorbeeld voor ons grote microbiologiepracticum. Daarvoor zou vanwege de coronaregels 20 vierkante meter practicumzaal per student nodig zijn, waardoor er maar vier tot vijf studenten in een practicumzaal passen. Dat is niet haalbaar en daarom willen we nu gaan werken in bubbels, met vaste groepen en vast plekken voor apparatuur, maar ook meer voorbereiding thuis, om het aantal bewegingen en contact in het lab te minimaliseren. Dat vraagt wel extra inspanningen van al onze docenten en begeleiders.’
Biomedische wetenschappen
Ook de zes universitaire bacheloropleidingen biomedische wetenschappen kennen een grote groei: landelijk stijgt het aantal eerstejaars met 22 procent, van 1.072 naar 1.308. Dat komt grotendeels op rekening van de twee volledig Engelstalige opleidingen die geen numerus fixus hebben: de opleiding in Maastricht stijgt met 24 procent tot 420 en die aan de VU zelfs met 51 procent tot 408 eerstejaars. Bij de laatste instelling groeit ook de opleiding gezondheid en leven fors: met 30 procent, van 290 tot 378 studenten. Met 824 eerstejaarsstudenten kan de VU daarmee nog steeds claimen de grootste nationale magneet voor levenswetenschappen te zijn.
