Een simpel oogje op de kop van de dennenprocessierups registreert gepolariseerd licht. Zo weet de koploper in welke richting hij de colonne moet sturen.

 

 

De rupsenleider bepaalt de koers van zijn processie op basis van de hoek waarin licht in zijn ogen valt.

 

Gepolariseerd licht bepaalt de richting van rupsen in colonne. Of specifieker: de hoek waarin dat licht valt in de ogen van de koploper. Dat schrijft een internationaal team van biologen 17 februari in Biology Letters na veldexperimenten met de in Europa voorkomende dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa en de Australische processierups Ochrogaster lunifer.

 

Wanneer de tijd rijp is, marcheren de volwassen larven van beide soorten netjes in colonne richting hun voedings- en verpoppingsplekken. Om tijdens deze tocht – waarbij ze dagelijks 10 tot 100 meter afleggen met minimale koersafwijking – goed bij elkaar te blijven, gebruiken ze een combinatie van feromonen en fysiek contact. Maar welke cue de aanvankelijke oriëntatie van de leider bepaalt, was nog onduidelijk. 

 

In een serie experimenten waarbij de onderzoekers de rupsen onder verschillende hoeken blootstellen aan lineair gepolariseerd licht, lukt het ze de richting van de rupsenstoet te manipuleren. Vervolgens voeren ze anatomische analyses uit aan de zogeheten ocelli of stemmata, de simpele enkelvoudige ogen op de kop. Daaruit blijkt dat de anatomie van stemma I sterk overeenkomt met die van de stemma waarmee de volwassen insecten zich oriënteren op gepolariseerd licht: het oogje heeft een ondoorzichtig en ruw oppervlak. Daartegenover staan stemma II tot en met IV, met een glad en glimmend oppervlak, die waarschijnlijk juist een belangrijke rol spelen bij zicht in het algemeen.