DOOR GERT VAN MAANEN - FOTO: IMAGESELECT - 10-04-2021 - Biologie
In Brussel circuleert een actieplan voor 25 procent biologisch landbouwareaal in Europa. Nederland haalt nu zelf de 4 procent nog niet, dus is streven naar een kwart biologische landbouw hier wel realistisch en zinvol?
Een belangrijke doelstelling in het conceptactieplan van Eurocommissaris Frans Timmermans is dat in 2030 op een kwart van de Europese landbouwgronden biologisch wordt geboerd. Dat percentage ligt nu op 8,5 procent en zou dus ruwweg moeten verdrievoudigen. Het actieplan is een uitwerking van de Farm to Fork-strategie die Timmermans in mei 2020 lanceerde, als het hart van een Green Deal voor verduurzaming van het Europese voedselsysteem. De klimaat- en biodiversiteitscrisis vragen volgens die overeenkomst in Europa om een robuuste, veerkrachtige landbouw die minder afhankelijk is van externe hulpbronnen. Dat betekent fors minder toepassing van kunstmest en antibiotica, en zelfs een halvering van het pesticidengebruik in 2030. Vandaar ook de Brusselse inzet op uitbreiding van het biologisch landbouwareaal tot 25 procent. Nederland bungelt hierbij met 3,7 procent als lidstaat nog ver onderaan. Is bijna een verzevenvoudiging van de biologische landbouw in Nederland wel haalbaar en wat moet er gebeuren om dit te bereiken?
IJsbrand Snoeij, ondernemer op de multifunctionele zorgboerderij ’t Paradijs in Barneveld en voorzitter BioHuis – ‘vereniging van, voor en door biologische boeren en boerinnen’, mede namens landbouworganisatie LTO
‘Dat Nederland in de biologische landbouw achterloopt, heeft meerdere verklaringen. Nederlanders hebben relatief veel vertrouwen in de kwaliteit van agrarische producten en minder aandacht voor herkomst. Daar komt zeker bij dat in Nederland heel sterk de focus ligt op de export. Er is zelfs een zekere trots dat we de tweede exporteur zijn van agrarische producten, maar daar kun je ook kanttekeningen bij maken. De biologische sector in Nederland is nog relatief klein en bestaat uit ondernemers en consumenten die bewust kiezen voor een zo natuurlijk mogelijke productie, met zo min mogelijk kunstgrepen. De prijzen voor biologische producten zijn terecht hoger en dat is een delicaat evenwicht. Bij een groter aanbod, dalen de prijzen en dat betekent voor omschakelen ook een kip-ei-kwestie. Het is verheugend dat de Europese Commissie de biologische landbouw omarmt en wil promoten. Ik ben niet getrouwd met het exacte aantal van 25 procent. Bij 50 procent had ik gedacht: dit is niet realistisch, en bij 10 procent vraag je je af: hebben we wel ambities? Maar volgens mij is het voor boeren, bodem en biodiversiteit enorm belangrijk dat de overheid een stevige verandering in gang zet. En daar horen ambitieuze percentages bij. Ik ben ervan overtuigd dat het vooral een steun in de rug betekent om beweging tot stand te brengen in het landbouw- en voedselsysteem waarin heel veel boeren vastzitten: van banken, toeleveranciers en afzetkanalen.’
Michaël Wilde, directeur van BioNext, de ketenorganisatie voor biologische landbouw en voeding in Nederland
‘Wij zijn allereerst heel positief dat de Europese Unie zo duidelijk kiest voor biologische landbouw. Een bewezen vorm van landbouw, die oog heeft voor natuur, dierwelzijn en milieu, én beschikt over een gecertificeerde keten. Er zijn allerlei initiatieven, zoals kringlooplandbouw of natuurinclusieve landbouw, waarvoor dat nog niet geldt. We moeten ons wel realiseren dat het een enorme transitie vergt om in Nederland 25 procent biologische landbouw te krijgen. Niet alleen voor boeren, maar ook voor het beleid van de overheid en van supermarkten. Het stimuleren van de markt is daarbij zonder meer een speerpunt. We hebben zelf rond de beoogde Green Deal een tienpuntenplan opgesteld, en daarvan gaan de eerste vier over hoe je de markt kan stimuleren. Op boeren komt al heel veel af, maar heel positief is dat 80 procent aangeeft dat ze willen verduurzamen. Maar wat ook geldt: het is heel lastig vergroenen als je rood staat. Wij zien een sleutelrol voor drie instrumenten: regels, subsidies en belastingen. Daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan een lager btw-tarief voor biologische producten, maar ook een belasting op CO2 uitstoot, omdat dit doorwerkt in het gebruik van kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Het kan hard gaan als alle pijlen dezelfde kant uitstaan.’
Arie van den Berg, van melkveehouderij en kinderdagverblijf Hoeve Ackerdijk in Midden-Delfland, actief lid van Caring Farmers, voor boeren op weg naar een natuurinclusieve kringlooplandbouw
‘Een kwart biologische landbouw is voor ons land veel, maar er zijn ook EU-landen als Oostenrijk die daar al aardig naar op weg zijn. En ook binnen Nederland zijn er grote regionale verschillen: in Flevoland is het aandeel biologische landbouw al tussen de 15 en 20 procent, maar Limburg en Brabant liggen nog ver achter. Biologische landbouw is beter voor de biodiversiteit en het is goed dat de Europese Unie ook zulke doelen waardeert en wil stimuleren. Als we realistisch zijn leveren biologische boeren nu vooral producten aan een elitair deel van de bevolking. Het zou prima zijn als dat ook beschikbaar komt voor meer consumenten, maar het is complex om dat in beweging te krijgen. Dat geldt ook bij het omschakelen: je hebt voorlopers, een grijze massa die de kat uit de boom kijkt en boeren die het echt nooit gaan doen. Wil je een kwart halen dan moet de grijze massa in beweging komen en dat vraagt tijd en vertrouwen. Een nieuwe stal bouw je om dertig jaar mee te gaan. Daarbij kijken boeren zeker naar Europa en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.’
Martin van Ittersum, hoogleraar plantaardige productiesystemen in Wageningen
‘Het is een politieke doelstelling die niet zo heel realistisch lijkt als je kijkt naar de huidige trends in biologische productie en de vraag ernaar. Het aandeel biologische landbouw in Nederland is klein en neemt maar heel langzaam toe. Ik onderken zeker een aantal voordelen van biologische landbouw, maar vind het dogmatische afwijzen van diverse inputs onwenselijk. Daarom is biologische landbouw ook minder productief. Van een biologisch gewas komt per hectare 20 tot 25 procent minder productie dan van een gangbaar gewas. Die verminderde opbrengst is eigenlijk nog groter als je ook rekening houdt met de grond die nodig is voor het op peil houden van stikstof, middels leguminosen en mest. De echte yield gap tussen biologisch en gangbaar zit eerder rond de 40 procent. Voor de Europese voedselvoorziening kunnen we ons dat wellicht veroorloven, maar Europa levert nu ook voedsel voor de wereldmarkt en daar neemt de vraag toe. Per saldo zal dan het landbouwareaal aanzienlijk moeten uitbreiden. Als je het dan op een grotere schaal bekijkt, pakt het helemaal niet beter uit voor biodiversiteit en voedselzekerheid, vermoed ik. Het is misschien geen welkome boodschap, maar je kunt ook gewoon kiezen voor schoner produceren en duidelijke regels rond emissie en biodiversiteitsdoelen.’