In de natuur komt naast albinisme nog een heel scala aan kleurafwijkingen voor. Een rondgang geïnspireerd op Zwarte merels, witte merels , met een uitstapje naar niet-groene en zelfs albinoplanten.


Kleurafwijkingen in beeld: leucistische zwarte kraai (Corvus corone, links) en albinopauw (Pavo cristatus). Foto's: Marie-Lan Nguyen en Darren Stone

  

In de natuur komt naast albinisme nog een heel scala aan kleurafwijkingen voor. Een rondgang geïnspireerd op Zwarte merels, witte merels, met een uitstapje naar niet-groene en zelfs albinoplanten.

Onlangs ging op de sociale media een foto viral van een gele koningspinguïn. De plaat was in 2019 door de Belgische natuurfotograaf Yves Adams geschoten aan de kust van het Britse eiland South Georgia, in het zuiden van de Atlantische Oceaan. Bij het dier ontbrak al het zwart en grijs maar de oranje delen waren er wel, hoewel niet oranje maar uitgevoerd in een valig geel. Het leek dus geen albino – dan zou iedere kleur ontbreken en de dieren compleet spierwit zijn – maar een aan het albinisme verwante afwijking die leucisme wordt genoemd. Toen die constatering in Trouw werd gepubliceerd, reageerde de Nederlandse maar in Engeland werkzame ornitholoog Hein van Grouw. Die wees erop dat de pinguïn niet leucistisch is, en inderdaad ook geen albino, maar een ino.


Albinopauw (Pavo cristatus). Foto: Darren Stone.

De groep kleurafwijkingen die ino worden genoemd lijkt sterk op die van de bekende witte tijgers, die ook niet volledig ontkleurd zijn. Van Grouw vervolgde in zijn mail: ‘Bij ino en bij de witte tijgers is het SLC45A2-gen betrokken, en in mensen is deze mutatie bekend als Type IV Oculocutaneous albinism. Ino in vogels is recessief en geslachtsgebonden dus deze pinguin is hoogstwaarschijnlijk een vrouw.’ Zo bleek dat de kleurafwijkingen die we bij dieren waarnemen niet zo eenvoudig zijn te benoemen. De mogelijkheden lijken eindeloos, zo veel dat Van Grouw, die senior curator is bij de afdeling vogels van het Natural History Museum in Tring (Engeland), er onlangs samen met Sovon-medewerker Harvey van Diek een boek over samenstelde: Zwarte merels, witte merels.


Leucistische zwarte kraai (Corvus corone). Foto: Marie-Lan Nguyen.


VERZAMELING

Het boek is eigenlijk een fotocollectie met daarbij een uitgebreide wetenschappelijke toelichting. Van Diek heeft in de loop van vele jaren een verzameling foto’s aangelegd van vogels met een kleurafwijking, variërend van spierwitte mannetjesmerels tot bijna zwarte koolmezen, spechten als een lapjeskat en verbleekte scholeksters die eruit zien alsof ze in opgezette vorm een paar jaar in de volle zon hebben gestaan. Een deel van de foto’s is door Van Diek zelf gemaakt, maar de meeste zijn afkomstig van vele tientallen andere fotografen, die op zulke uiteenlopende plaatsen als Vancouver Island, Naantali in Finland en de Pichlingersee in Oostenrijk, maar ook gewoon in Tilburg, Maarn en Noordwijk allerhande witte, grijze, gele of zwarte afwijkingen vereeuwigden. Het is volgens de omslagtekst een van de grootste verzamelingen op dit gebied ter wereld. Een koningspinguïn zat er overigens nog niet bij.

 


Albinozijdeplant (Asclepias syriaca). Krista Lundgren, USFWS

 

Hein van Grouw legt in heldere en begrijpelijke taal uit hoe het allemaal in elkaar steekt. De kleur van veren en haren wordt bepaald door meerdere factoren. De belangrijkste daarvan is een pigment dat melanine heet en in twee varianten voorkomt: eumelanine dat voornamelijk een zwarte, grijze of bruine kleur veroorzaakt en phaeomelanine dat een rood- of geelbruine kleur teweegbrengt. Deze pigmenten worden uit het aminozuur tyrosine gevormd in melaninecellen, die zelf voortkomen uit melaninekiemcellen die in de neurale buis worden gevormd en in de loop van de embryogenese naar de periferie verhuizen. Het melanine wordt gevormd als korreltjes pigment; de hoeveelheid ervan en de verdeling bepalen de kleur en de kleurintensiteit. Het is te vergelijken met de stippen in een ouderwetse zwart-witkrantenfoto: hoe meer stippen hoe zwarter, hoe minder hoe grijzer. Maar ook de veerstructuur speelt een rol. Zo kan eumelanine als gevolg van bepaalde lichtbreking een felblauwe kleur opleveren. Dat is bijvoorbeeld te zien bij de bekende halsbandparkieten. Die zijn weliswaar knalgroen, maar dat is gevolg van het mengen van blauw en geel. Dat geel is psittacine, een voor papegaaiachtigen uniek pigment; het blauw is zwart eumelanine dat door een lichtbrekingseffect blauw oogt. Er zijn ook blauwe, gele en witte halsbandparkieten. Bij de blauwe is als gevolg van een mutatie het psittacine afwezig. Gele halsbandparkieten missen het eumelanine en bij de witte vogels ontbreken beide pigmenten.



Als ergens te weinig van kan zijn, kan er ook teveel zijn. Een overdaad aan melanine levert een donker of zelfs zwart dier op





Leucitische ezelspinguïn (Pygoscelis papua). Foto: Liam Quinn.

 

GEVANGENSCHAP

Veel, maar lang niet alle, witte vogels zijn albino. Bij hen ontbreekt het enzym tyrosinase waardoor geen melanine uit tyrosine kan worden gevormd. Het pigment is dan ook afwezig in de ogen, die daardoor rood zijn en slechts een beperkt gezichtsvermogen leveren. Albinovogels kunnen als gevolg daarvan moeilijk hun voedsel vinden en predatoren zien; zij worden daardoor zelden oud. Alleen in gevangenschap kunnen albinovogels een hoge leeftijd bereiken; een verzwakte net uitgevlogen albino-ekster heeft in bescherming nog achttien jaar in goede gezondheid geleefd. Maar dus niet alle witte vogels zijn een albino; bij leucistische vogels ontbreken de melaninecellen over het gehele lichaam of in delen ervan. Dat laatste komt doordat de melaninekiemcellen niet over het hele lichaam werden verspreid; vaak zijn dan de delen die het verst van de neurale buis verwijderd zijn niet bereikt, waardoor poten en kop wit zijn maar de rest van het dier wel kleur heeft. Bij soorten die behalve melanine ook gele of rode, op carotenoïden gebaseerde pigmenten bezitten, zijn dan de gele of rode delen wel normaal gekleurd; zo ontstaat een wit waterhoen met een oranje snavel. Ook bij de ino ( sex-linked imperfect albinism ) zijn de dieren vaak grotendeels wit, zoals de genoemde koningspinguïn. Het is een mutatie waardoor bijna geen pigment wordt gevormd, deze is recessief en geslachtsgebonden en komt dus vrijwel alleen tot uiting bij vrouwtjes (of een zeldzaam homozygoot mannetje dat voortkomt uit een ino-vrouwtje en een drager-mannetje).

 

Als ergens te weinig van kan zijn, kan er ook teveel zijn. Een overdaad aan melanine levert een donker of zelfs zwart dier op. Bij zoogdieren zijn de zwarte panter en zwarte reeën daar een voorbeeld van; bij vogels zien we zelden totaal pikzwarte kleurafwijkingen, maar onderdelen worden wel zwart of donkerder; op Madeira leeft een zwartkopvariant die niet alleen een zwart petje heeft, maar een geheel zwarte kop en borststreek vertoont.

 

Er staan ook leuke weetjes in het boek: verdund eumelanine in combinatie met bruinachtig phaeomelanine levert een geelgrijze kleur op die isabel wordt genoemd, naar het ondergoed van de Spaanse koningin Isabella 1 (1451-1504) die tijdens het negen maanden durende beleg van Granada haar ondergoed niet verschoonde. Er staat niet bij hoe dat rook.

 


 

ZWARTE MERELS, WITTE MERELS – ALBINISME EN ANDERE KLEURAFWIJKINGEN BIJ VOGELS - Harvey van Diek en Hein van Grouw
Hardcover, 160 pagina’s, 22,50 euro