Door Jelle Reumer - FOTO: FOTO: IVA NJUNJIĆ, TAXON EXPEDITIONS, LEIDEN - 03-07-2021 - Biologie

WILDERNIS-VERNIS – EEN FILOSOOF IN HET VONDELPARK - Norbert Peeters
Paperback, 143 pagina’s, 17,90 euro
Wanneer een filosoof in het Vondelpark gaat wandelen, levert dat interessant proza op. In Wildernis-vernis van Norbert Peeters wemelt het van de paradoxen zoals het in het park wemelt van de halsbandparkieten.
Het Vondelpark werd op initiatief van bankdirecteur C.P. van Eeghen aangelegd omdat Amsterdam geen park bezat. Den Haag had het Haagse Bos en Haarlem zijn Haarlemmerhout, maar Amsterdam had niets. Op een moerassig stuk land tussen de Stadhouderskade en de Amstelveenseweg werd in de jaren 1860-1870 naar ontwerp van de Zochers een park aangelegd in de toen in zwang zijnde Engelse landschapsstijl. Die stijl was in de Romantiek opgekomen als reactie op de strakke, geometrische Franse tuinstijl die we kennen van Versailles en Paleis het Loo en die sterk werd geassocieerd met aristocratie en de adel. De Leidse botanisch filosoof Norbert Peeters koppelt in Wildernisvernis deze ontwikkeling aan een omslag in het denken over de natuur. Eerst werd natuur als vijandig beschouwd, gekenmerkt door woeste landschappen vol gevaarlijke dieren, struikrovers, stinkende moerassen en ander ongerief. Steden daarentegen vormden een hoogtepunt van beschaving. Een aangehaald vers van Vondel uit 1647, ‘Op Amstelredam’, verheerlijkte de stad aan het IJ. Na pakweg 1800 slaat dit om: de schoonheid van de natuur wordt ontdekt terwijl de overbevolkte steden poelen van verderf, armoede en ziektes blijken.
Stoffering
Peeters munt de term ‘Romantische rokade’ voor dit verschijnsel, dat we ook terugzien in de schilderkunst. Natuur en landschap waren lang slechts decor bij portretten of bijbelse taferelen maar worden in de Romantiek het hoofdonderwerp, met de mens en zijn voortbrengselen als stoffering in overweldigende landschappen.
Burgerwetenschappers op soortenjacht in het Vondelpark. Foto: Iva Njunjic, Taxon Expeditions, Leiden
Kunstmatig
Het belangrijkste verschil tussen de Franse en de Engelse tuinstijlen is volgens Peeters niet de grotere gekunsteldheid van de eerste. Ook in het romantische park is alles volkomen kunstmatig, maar dat feit wordt juist onderdrukt en aan het zicht onttrokken. Met kronkelende waterpartijen, glooiende heuvels en speelse bosschages lijkt het wel natuurlijk maar is dat allerminst. Peeters refereert hierbij aan de brievenroman Julie, ou la nouvelle Héloïse van Jean-Jacques Rousseau. De adellijke Julie bezit een geheime tuin bij haar ouderlijk huis in Montreux die voor de bezoekers oogt als een ongerepte wildernis, maar in werkelijkheid is alles kunstmatig. Peeters vergelijkt dit met de Koeien- en Schapenweide in het Vondelpark, waar ooit Lakenvelders en schapen rustiek liepen te grazen; tegenwoordig zijn het grotendeels voor het publiek gesloten natuurgebieden. Het is de plek waar vorig jaar door Taxon Expeditions twee nieuwe insectensoorten zijn ontdekt. Die voormalige weilanden zijn bloemenweiden geworden; geboomte onttrekt de omliggende stedelijke bebouwing aan het zicht zodat men er, net als in de tuin van Rousseau’s Julie , een wilderniservaring kan hebben.
Wildernistuinieren
Peeters hierover: ‘De bloemenweiden in het Vondelpark blijken twee artificiële wildernissen’ – een mooie contradictio-in-terminis. Hij noemt het ‘wildernistuinieren’, en hij verbaast zich erover dat zelfs in natuurgebieden waar de bosontwikkeling gericht is op de aanplant van inheemse boomsoorten, deze bomen niet teveel mogen verwilderen om het natuurdoeltype te kunnen handhaven. De natuur in dit land, en dat geldt ook voor de kern van het Vondelpark, moet wel op wildernis líjken, maar mag het vooral niet teveel zíjn. De wildernis wordt zo een vernislaag en de ongereptheid is gekunsteld. Peeters heeft een boek geschreven dat tot nadenken stemt.