Door Aafke Kok en Steijn van Schie - FOTO: IMAGESELECT - 11-04-2025 - Onderwijs
Veel jongeren ervaren klimaatstress: sombere en machteloze gevoelens over de toekomst, onder meer gevoed door mediaberichten. Hoe geef je hen weer hoop?
De wereld staat in de fik. Terwijl bosbranden, overstromingen, smeltende gletsjers en uitstervende diersoorten in een schijnbaar oneindige cyclus de krantenkoppen beheersen, laten de geopolitieke ontwikkelingen menigeen het hart verder in de schoenen zinken. Ook onder leerlingen en studenten is de hoop op een duurzame toekomst soms ver te zoeken, merken docenten. Tijdens de Conferentie over Duurzaamheidsdidactiek op 11 april in Utrecht gaan docenten en vakdidactici samen actief aan de slag voor een hoopvolle toekomst. Bionieuws sprak alvast met enkele sprekers en vroeg: hoe ga je om met leerlingen die zich overmatig zorgen maken, of juist totaal onverschillig blijven?
Michiel Dam, universitair docent bij het Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsonderzoek en Nascholing van de Universiteit Leiden (ICLON)
‘Veel leraren blijken hun les te beginnen met klimaatproblemen waar geen oplossingen voor worden gezocht. Als je die problemen erin blijft hameren, haken leerlingen af en krijgen ze last van eco anxiety , de angst dat het niet uitmaakt wat je doet omdat de wereld toch wel vergaat. Maar er bestaan geen hopeloze situaties, alleen mensen zonder hoop. We hebben in het onderwijs de taak om de volgende generatie weer hoop te geven, door leerlingen of studenten te laten inzien dat ze krachtiger zijn dan ze denken en zelf kunnen ontdekken wat ze kunnen bijdragen.
‘Ik richt mij daarom bij het ICLON op hoopvol klimaatonderwijs. Daarbij bied ik leraren concrete werkvormen rondom de vier ingrediënten van hoop: het stellen van doelen, het verkennen van de wegen richting die doelen, vertrouwen krijgen in anderen en het ondernemen van klimaatacties. Op ieder van die doelen kun je werkvormen inzetten. Zo kun je bijvoorbeeld vertrouwen in anderen stimuleren met het gebruik van goede voorbeelden van wat er al wordt gedaan in plaats van alleen maar wat allemaal mis gaat. Jongeren kunnen door doelen stellen en zelf wegen bedenken ook zelf ontdekken hoe zij actief kunnen bijdragen aan een duurzame wereld.
‘Met mijn studenten in opleiding tot biologiedocent doe ik vergelijkbare opdrachten, want je kunt niet onderwijzen over hoop als je zelf geen hoop hebt. Docenten hebben hierin een rol als opvoeder.’
Jelle Boeve-de Pauw, universitair hoofddocent duurzaamheidseducatie, Freudenthal Instituut, Universiteit Utrecht
‘Uit mijn onderzoek naar de effectiviteit van duurzaamheidseducatie komen drie belangrijke aspecten naar voren die de motivatie en hoop van leerlingen verbeteren. Allereerst is het belangrijk dat docenten jongeren autonomie en eigenaarschap geven. Oftewel: leerlingen moeten de ruimte krijgen om ook zelfgekozen acties uit te testen, in tegenstelling tot enkel door de docent vastgelegde activiteiten uit te voeren. Ten tweede helpt het enorm als ze zo’n opdracht koppelen aan de echte wereld, waardoor ze ook echt het nut ervan ervaren. Ze kunnen bijvoorbeeld meedraaien met een buurtproject of een opdracht uitvoeren in het bos of bij een sloot naast de school. Tot slot is het belangrijk dat docenten de emoties die voorbij komen, zoals wanhoop of onverschilligheid, erkennen en bespreekbaar maken. Bied dus copingstrategieën aan en laat zien dat je kracht kunt putten uit wat anderen doen om de wereld beter te maken, en dat je ook zelf – samen met anderen – een verschil kunt maken.
‘Het algemene beeld is: jongeren die meer weten van natuur en klimaat, zijn niet per definitie hoopvoller en komen ook niet eerder in actie. Dat is echt een misvatting. Het is eerder andersom: door te handelen en in actie te komen, worden leerlingen nieuwsgierig en hoopvol. Dat is iets om als docent echt rekening mee te houden.’
Tim Favier, vakdidacticus aardrijkskunde en duurzaamheidseducatie aan de Universiteit Utrecht
‘Sommige leerlingen denken dat de hele wereld op instorten staat, terwijl anderen er juist vanuit gaan dat techniek al onze problemen gaat oplossen. Daarnaast zijn er ook leerlingen die niet zo bezig zijn met grote vraagstukken zoals klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. Met de Didactiek van de Hoop proberen we de vraagstukken te behandelen zonder dat het leidt tot gevoelens van wanhoop. Integendeel, de zes interdisciplinaire werkvormen dragen bij aan gevoelens van hoop.
‘We kijken onder meer naar zogeheten momenten van transformatie in de recente geschiedenis. Zoals de enorme hoeveelheid fietspaden in Nederland: die zijn er door activisten die geen genoegen namen met de aantallen verkeersdoden. Daarnaast laten we leerlingen verschillende toekomsten verbeelden, op basis van bestaande scenario’s. Ook laten we ze nadenken over wenselijke toekomsten, welke stappen nodig zijn om daar te komen en hoe zij daar zelf een rol in kunnen spelen.
‘Het verkleinen van de ecologische voetafdruk komt wel langs, maar staat niet centraal. Sterker nog: het is een vervelend begrip. Leerlingen die zich al zorgen maken om het milieu krijgen hierdoor alleen maar het gevoel dat ze niet genoeg doen. Daarom introduceren we de term ecologische hand afdruk, die staat voor de invloed die je hebt op anderen. Het werkt heel motiverend als jongeren merken dat ze invloed hebben op de mensen om hen heen en iets kunnen doorbreken. Bovendien is dat een goede remedie tegen ecostress.’
Vivianne Goedhart, lerarenopleider burgerschap en dialoogfacilitator bij de Hogeschool van Amsterdam
‘Het valt mij en mijn collega’s op dat er doorgaans twee – overigens relatief kleine – groepen zijn. Studenten die zich ernstige zorgen maken: dit zijn vaak vocale studenten die zich activistisch uiten en veel (zelf)onderzoek doen. En studenten die er totaal niet mee bezig zijn. De grote groep daartussen noemen we ook wel ‘het stille midden’. Als je hen aan de tand voelt door bijvoorbeeld een dialoog te initiëren in de klas merk je dat studenten het gesprek nodig hebben om hun perspectief te vormen. Dialoog is een mooi middel om een vraagstuk als klimaatverandering vanuit een multiperspectieve bril te benaderen.
Hierdoor kunnen studenten een gewogen eigen mening vormen, zonder dat de twee polen in het (publieke) debat de overhand nemen. ‘Mijn advies aan docenten: verdiep je eens in de gespreksvorm dialoog. Bespreek bij een dialoog geen empirisch bewezen kwesties (zoals of er klimaatverandering is), maar heb het bijvoorbeeld over verantwoordelijkheid in zo’n kwestie. Wanneer je als docent bevlogen bent over een thema kan het een valkuil zijn om jouw leerlingen/studenten te willen overtuigen. Het is daarin vanuit de methodiek van dialoog gezien ook voor docenten vaak een enorme uitdaging om écht bereid te zijn ook andere perspectieven te bespreken en te beluisteren. Dit vraagt oefening in het kunnen opschorten van je oordeel; dat is een aan te leren docentvaardigheid die nog onvoldoende belicht wordt op docentenopleidingen.’