Door Steijn van Schie - Foto: Martina Vijver - 25-04-2020 - Onderwijs
In 65 liter-tanks onderzoeken de studenten van ecotoxicoloog Martina Vijver de impact van stoffen op levensgemeenschappen in water. Met de komst van covid-19 is dat voorlopig onmogelijk.
Het praktijkonderwijs op de universiteit ligt op z’n gat. Maar wellicht niet voor lang: docenten zoeken naarstig naar manieren om studenten toch de hoognodige praktijkervaring mee te geven.
Haaien ontleden tijdens een snijpracticum, een eigen onderzoek opzetten en uitvoeren in een duingebied of met een fijnmazige zeef ontdekken wat er schuilgaat in de bodem van de Waddenzee. Nu sars-cov-2 over de wereld raast, zit het er voor biologiestudenten niet meer in: practica en veldwerk. En dat terwijl praktijkonderwijs voor veel biowetenschappers een essentieel onderdeel is van hun opleiding. Gelukkig zijn docenten in het hoger onderwijs volop bezig deze belangrijke vorm van onderwijs in een nieuw jasje te gieten.
Eeuwig
‘Het is voor biologen in spe ontzettend belangrijk dat ze ervaren wat ze in de boeken hebben geleerd’, vertelt Martina Vijver, hoogleraar ecotoxicologie aan de Universiteit Leiden. ‘Zo wordt abstracte stof niet alleen concreet, maar meestal ook definitief verankerd in het geheugen. Dat geldt met name voor veldwerk dat studenten in groepsverband uitvoeren. Door de groepsdynamiek en het zelf uitzoeken en -werken van biologische problemen, wordt een locatie als Schiermonnikoog, Meijendel of de Kralingse Plas echt een beetje van hen. Het verovert voor eeuwig een plekje in hun hart.
'Nou, online is dat weg, kan ik je vertellen.’
Toch heeft Vijver een achtweekse cursus die volledig toewerkt naar een afsluiting met drie weken veldwerk, weten om te toveren tot een waardig alternatief vanuit huis, zegt ze. Normaliter zou ze de studenten nu meenemen naar de Kralingse Plas bij Rotterdam, een plas die jaarlijks gebukt gaat onder explosieve algengroei en waarbij verschillende belangen spelen. ‘Het is echt een wicked problem , want de plas is ook een zwem- en zeil-, vis- en trouwlocatie’, aldus Vijver. ‘Naast het bemonsteren en uitvoeren van alg-experimenten, moeten de studenten het probleem daarom ook benaderen vanuit het perspectief van verschillende stakeholders.’
Skype
Maar hoe leer je framing achter een beeldscherm thuis? Vijver: ‘We zijn daarvoor teruggevallen op het reeds gepolariseerde debat rondom gewasbeschermingsmiddelen, ofwel bestrijdingsmiddelen. De naamgeving zegt het al, binnen dit onderwerp is veel framing te vinden. Na een theoretisch deel moeten de studenten verschillende actoren gaan bellen via Skype. Zoals het RIVM, maar ook de industrie, of de boeren. Zo’n interview is natuurlijk superspannend voor ze. Hopelijk vervangt dat deels het echte veldwerk in de zin dat ze de ervaring niet snel zullen vergeten.’ Tot slot moeten de studenten nog een tekst schrijven vanuit het perspectief van één speler. Die tekst halen ze vervolgens zelf door een online programma. Die doet een soort ‘framingsanalyse’ en analyseert op basis van het taalgebruik hoe goed ze zich hebben ingeleefd. ‘In eerste instantie vond ik het verschrikkelijk dat de hele cursus niet door kon gaan’, aldus Vijver, ‘maar ik ben heel trots op het alternatief dat nu op tafel ligt.’
Stekelbaarsjes
Een dergelijke insteek is echter geen optie voor studenten die een tijdje mee moeten draaien met lopend (veld)onderzoek, weet Christiaan Both, hoogleraar dierecologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Om een echt goeie ecoloog te worden, heb je veldervaring nodig. Nu dat niet kan, zitten we voor de cursus Dierecologie Research aan twee alternatieven te denken. Zo hebben we veel data in de vorm van video-opnames van bijvoorbeeld cichliden, stekelbaarsjes en bonte vliegenvangers die hun nestkast in- en uitvliegen. Met die video’s kunnen studenten dus zelf de observaties doen, alleen niet in het veld. Maar op die manier draaien ze wel mee met lopend onderzoek. Ook laten we hen net als bij de originele cursus meedenken over onderzoeksvragen, ruwe data verwerken en een verslag schrijven.’
Hommelnesten
Toch overweegt Both de studenten ook het veld in te sturen, maar dan individueel. ‘Veel studenten zitten thuis bij hun ouders, dus ze kunnen heel makkelijk een uur per dag veldwerk doen aan bijvoorbeeld hommelnesten. En als dat geen optie is, zouden we ze ook het park in kunnen sturen voor observaties aan vluchtafstanden bij vogels. Zolang het maar verantwoord is. De universiteit wil zich aan de richtlijnen houden – terecht natuurlijk – dus ik weet nog niet of ze blij worden van deze plannen. Mocht dat toch allemaal niet lukken, dan zijn er altijd nog andere thuisopdrachten mogelijk, zoals kleurmorfen van juffers inventariseren via https://waarneming.nl.’
Nepofferte
Terug in Leiden verkent ook universitair docent Krijn Trimbos de mogelijkheid om zijn studenten in tweetallen veldwerk te laten doen. Normaliter zouden ze een nepofferte van de gemeente krijgen om een milieubiologisch probleem aan te pakken, een onderzoeksplan schrijven en het uitvoeren. Trimbos: ‘Een groot deel – zoals presentaties geven, hoorcolleges volgen en onderzoeksopzetten bespreken – kunnen we denk ik opvangen met digitale middelen. Het is alleen even een beetje gepuzzel welk softwarepakket daarvoor het meest toereikend is, maar daar komen we wel uit. Ingewikkelder is het data verzamelen van bijen, vogels, planten of waterbeesten. Voorheen deden ze dat in groepjes van vijf, nu moet dat in tweetallen en met voldoende afstand.
‘Dit zijn echt ingewikkelde cursussen, waarbij veel verschillende componenten hoog gehouden moeten worden. Zeker wanneer dat in groepsverband moet. Toch denk ik dat het mogelijk is veldwerkcursussen zodanig vorm te geven dat het voor zowel docent als student werkzaam blijft, met behoud van de belangrijkste leerdoelen. Maar een uitdaging is het zeker.’