Kan sars-cov-2 echt zeventien dagen buiten het lichaam overleven, zoals een NOS-bericht over een uitbraak op een cruiseschip in eerste instantie suggereerde?

 

Biologiedocenten leren leerlingen nepnieuws te onderscheiden van betrouwbaar nieuws aan de hand van de coronapandemie. ‘Leerlingen waarderen die actuele invalshoek.’

 

Het sars-cov-2, veroorzaker van de covid-19-pandemie, zadelt scholen op met allerlei problemen. Maar het biedt ook een uitgelezen kans om het biologieonderwijs op de actualiteit te laten aansluiten, besefte Cynthia Levering, biologiedocent aan het Jac. P. Thijsse College in Castricum. Ze greep die kans meteen aan en ging al in maart nieuwsberichten verzamelen. In april had ze een opdracht klaar voor 5-vwo.

 

Aanleiding was het NOS-bericht van 29 maart dat het virus zeventien dagen buiten een menselijk lichaam kan overleven; dat zou blijken uit onderzoek op een cruiseschip waarop een uitbraak was geweest. Na een dag volgde een rectificatie: er was zeventien dagen nadat de laatste mensen het schip hadden verlaten genetisch materiaal van het virus aangetroffen, maar dat wil niet zeggen dat er nog intacte virusdeeltjes waren die mensen konden infecteren. Journalisten hadden verkeerde conclusies uit het onderzoek getrokken. Levering vroeg haar leerlingen zelf een literatuuronderzoek te doen naar de overleving van het virus buiten het lichaam. Ze moesten een onderzoeksvraag formuleren, een aantal nieuwsberichten lezen en vergelijken, wetenschappelijke artikelen zoeken waarop de berichten waren gebaseerd, zelf bronnen erbij zoeken, daar goed naar verwijzen, een conclusie trekken en tenslotte een kritisch stuk van driehonderd à zeshonderd woorden schrijven.

 

Teams
‘De leerlingen vonden het een leuke opdracht vanwege de actualiteit. Ze wilden zelf ook wel weten hoe het nou zat met die overleving’, vertelt Levering. Jammer was wel dat het online moest, omdat de school gesloten was. ‘Normaal geef ik zo’n opdracht tot literatuuronderzoek ook, maar dan met een ander onderwerp, en werken ze er in de klas aan. Als ze dan vastlopen, kan ik gelijk reageren. Nu werkten we met Microsoft Teams. Dat ging redelijk. We konden het scherm delen, en als ik een zoektocht uitvoerde op Google Scholar, keken de leerlingen mee hoe dat gaat.’

 

Ze pakt ook andere aspecten van de pandemie aan. ‘Dan begin ik met een poll. Ik zet een stelling op het bord en laat de leerlingen met hun mobiele telefoon aangeven of ze het er al dan niet mee eens zijn. Bijvoorbeeld: ‘je kunt het virus niet via huisdieren oplopen’ of ‘covid-19 is dodelijker dan griep’. Na de stemming pakken we een bericht over de stelling en bespreken we de betrouwbaarheid ervan.’

 

Complotten
Ook Walter van der Heijdt, biologieleraar aan het Utrecht Stedelijk Gymnasium, kan de pandemie prima gebruiken: ‘Er wordt veel informatie en desinformatie over gedeeld en er wordt van alles bijgehaald: complotten, 5G, microchips. Een supermooi thema dus om leerlingen te leren om nepnieuws te ontmaskeren.’ Hij behandelt de pandemie niet in de biologielessen: ‘In de leerstof komen virussen nauwelijks aan bod. Maar we hebben op onze school het vak algemene vorming, en in de vierde klas is dat gewijd aan kritisch omgaan met informatie. Ik geef dat vak samen met docenten filosofie en Nederlands. Toen de scholen in maart dicht gingen en het onderwijs online moest, hebben we het even laten vallen om ons te kunnen concentreren op de kernvakken. Maar in september hebben we het weer opgepakt en besloten om de pandemie als centraal thema te nemen. De leerlingen waarderen die actuele invalshoek.’



Hydroxychloroquine
Van der Heijdt verzorgt het onderdeel onderzoeksvaardigheden. ‘We bespreken bijvoorbeeld het bericht over een huisarts die, nadat een aantal van zijn patiënten aan covid-19 was overleden, tien patiënten hydroxychloroquine voorschreef. Deze mensen herstelden en de huisarts beweert nu dat hydroxychloroquine dus een goed geneesmiddel is. De bedoeling is niet dat de leerlingen beslissen of dat al dan niet waar is, maar dat ze leren hoe je beoordeelt of zo’n bericht betrouwbaar is. Ze kijken hoe het onderliggende onderzoek is uitgevoerd, of er, in dit geval, voldoende patiënten aan meededen, welke bronnen gebruikt zijn, of die goed gebruikt zijn, of er niet ten onrechte een causaal verband wordt gelegd tussen factoren die niets met elkaar te maken hebben.’ Sommige berichten zijn makkelijk te beoordelen: ‘Iemand vergeleek de verplichting om mondkapjes te dragen met de verplichting voor Joden in de Tweede Wereldoorlog om de davidster te dragen. De leerlingen hebben gelijk door dat zo’n vergelijking niet deugt. Maar vaak is het moeilijker. Berichten van mensen die kritisch staan tegenover wetenschap en beleid, bijvoorbeeld waar het gaat om vaccinatie, baseren zich vaak wel op gedegen wetenschappelijke kennis, maar verdraaien die; dat kan verraderlijk zijn.’

 

Zijn collega Daphne Acoca, die als docent Nederlands aan het vak meewerkt, heeft dezelfde ervaring. ‘Ik laat ze stukken lezen over actiegroep Viruswaarheid. Dat die groep zich van nepnieuws bedient, is lastig, maar leerlingen hebben dat soms zelf al goed in de gaten en doen daar smalend over. Dat bespreken we dan.’

 

Vaccin
Haar opdracht: de leerlingen geven een presentatie waarin ze als jongerenexperts de minister van Volksgezondheid bijpraten over wat de actiegroep inhoudt, hoe ideeën ervan samenhangen met complotdenken, waarom er vaak extreemrechtse mensen bij betrokken zijn, wat het gevaar is voor de volksgezondheid, hoe de actievoerders zullen reageren als er een vaccin komt. ‘Door de theatrale setting leven ze zich goed in.’