Een drinkende Europese hoornaar ( Vespa crabro ), de wesp waardoor Bouma als 17-jarige met bijna fatale afloop gestoken werd.

 

In een soepel verhaal met talloze voorbeelden laat Insectenrijk iedereen kennismaken met de veelzijdige insectenwereld. Voor de auteur zelf vereiste die kennismaking dat ze eerst haar panische angst overwon.

 

Dat Aglaia Bouma een panische angst voor wespen had, is logisch. Ze werd door een hoornaar gestoken toen ze 17 jaar was, ruim dertig jaar geleden, en overleefde dat op het nippertje. Dat haar angst zich verbreedde tot alles met zes poten dat zoemt, vliegt en kruipt, is ook begrijpelijk. Maar verbazend is dat ze vervolgens van insecten haar hobby maakte, zoals ze beschrijft in Insectenrijk. Ze las allereerst een boek over sociale wespen, al duurde het een tijdje voor ze dat boek, met een geel-zwartgestreepte wesp op de voorkant, op durfde pakken. Ze benaderde insecten om ze te fotograferen, ving ze om ze te bestuderen en kweekte ze uit, terwijl ze de beestjes amper durfde aan te raken.

 

Angst
Ze overwon geleidelijk haar angst en groeide uit tot een gedreven insectenliefhebber die op Twitter dagelijks geraadpleegd wordt om beestjes op naam te brengen. Ze werd zelfs al te nonchalant, zo bleek: onlangs liet ze zich testen op allergie voor wespengif, en die heeft ze in levensbedreigende vorm. Maar ze wilde haar hobby nu niet meer inruilen voor een andere, en koos voor immunotherapie. Dat betekende eerst wekelijks en vervolgens maandelijks, vijf jaar lang, een injectie halen. ‘Dat heb ik er heel graag voor over’, schrijft ze.

 

Cabaratier
Hoofdmoot van het boek is echter niet haar ontwikkeling tot expert, maar de veelzijdige insectenwereld zelf. Bouma is schrijfster, en dat is te merken. Soepel rijgt ze een grote hoeveelheid informatie en voorbeelden aaneen. Daarbij springt ze soms wat van de hak op de tak, maar net als een bedreven cabaretier komt ze steeds weer uit op de grote lijn, die parallel loopt aan de levenscyclus van insecten. Bouma beschrijft hoe mannetje en vrouwtje elkaar ontmoeten, flirten en paren; hoe een eitje uitkomt en hoe het jonge insect groeit, vervelt, verpopt (voor zover het om insecten met een volledige gedaantewisseling gaat) en ontpopt. Dat verhaal vervlecht ze met de metamorfose van fobie tot fascinatie die ze zelf ondervond.

 

Uitwerpselen
De lezer maakt kennis met parasieten, zoals waaiertjes die in bijen en wespen leven; met de broedzorg van kakkerlakken, oorwurmen en doodgravers; met camouflage die schildpadtorretjes opdoen door hun uitwerpselen op de rug te plakken; en met wolzwevers, die hun eitjes van een afstand in het nest van solitaire bijen en graafwespen weten te schieten. Tussendoor komen bouw en fysiologie van insecten aan de orde. Hoewel Bouma moeilijke woorden niet schuwt, is het allemaal goed te volgen.

 

Referenties
Jammer is wel dat het verhaal geen verwijzingen bevat naar de literatuur die is geraadpleegd en waarvan achterin een lijst is opgenomen. Dat houdt de tekst strak, maar als je als lezer over een bepaald onderwerp meer wilt weten, is het lastig of onmogelijk om de bijbehorende referenties te vinden. Ook het fotokatern staat los van de tekst. Vrijwel alle afgebeelde insecten komen in het boek voor, maar zonder dat de tekst naar de bijbehorende foto’s verwijst. Omgekeerd zou een korte toelichting bij de foto’s fijn geweest zijn.

 

 

INSECTENRIJK. HET GROOTSE LEVEN VAN KLEINE BEESTJES – Aglaia Bouma
Paperback, 224 pagina’s, 21,99 euro (e-book 12,99 euro)