DOOR GERT VAN MAANEN - ILLUSTRATIES : ANNEMARIE ROOS - 13-06-2020 - Ecologie

Alom weerklinkt de roep om kringlooplandbouw. Dat vraagt wel een ingrijpende metamorfose en kent ook enige valstrikken.
‘Roepen dat we de veestapel moeten halveren is net zoiets als een paard achter de wagen spannen. Als je de problemen in de landbouw wil oplossen moet je aan de andere kant beginnen. Het zijn de hoeveelheid reststromen en verantwoord te produceren biomassa die bepalen hoeveel dieren je kunt houden. Eigenlijk moet de discussie niet gaan over de hoeveelheid vee, maar over wat voor soort veehouderij we willen’, zegt bioloog Martin Scholten, tot eind mei algemeen directeur van de Animal Science Group van Wageningen University & Research (WUR) en sindsdien strategisch adviseur Europese en regionale samenwerking van het WUR-bestuur. Scholten is nu bevrijd van vrijwel al zijn managementtaken en gaat zich onder meer toeleggen op kwesties rond kringlooplandbouw en stikstofreductie. Als lid van de commissie Remkes is Scholten medeverantwoordelijk voor het op 8 juni gepresenteerde advies voor de langetermijnaanpak van de stikstofcrisis en achter de schermen is hij in Wageningen al jaren de grote aanjager achter kringlooplandbouw. Een vorm van circulaire voedselproductie die minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) in september 2018 stevig omarmde als leidraad voor haar beleid (zie ook kader: De tijd is rijp).
Chefkok
De toekomst van de Nederlandse voedselvoorziening is alleen veilig te stellen door over te stappen op kringlooplandbouw, zo schreef Schouten stellig in haar visiedocument. Een document dat in grote lijnen is voorgekookt in Wageningen en waarvoor Scholten als chefkok de ingrediënten en recepten samenstelde (Technische Briefing Kringlooplandbouw, juli 2018). Vanuit zijn woonplaats Wieringen legt Scholten via Teams het belang van kringlooplandbouw uit aan mede-biologen. ‘Het belangrijkste is de erkenning dat landbouw gewoon onderdeel is van het ecologische systeem. Nu is het een heel gekunsteld systeem waaraan we veel externe grondstoffen toevoegen. We hebben jarenlang vrijwel uitsluitend ingezet op optimalisatie van productie en zijn verslaafd geraakt aan kunstmest en andere goedkope grondstoffen. Dat gaat steeds meer knellen’, zegt Scholten. ‘We moeten met een heel andere bril kijken. Omdat grondstoffen uitgeput raken, maar ook omdat ze de kosten afwentelen op de omgeving, zoals we door schade en schande hebben geleerd. Bij kringlooplandbouw betrek je de grondstoffen uit biomassa en reststromen die niet geschikt zijn voor menselijke consumptie. Essentieel is ook dat je geen afvalstoffen verloren laat gaan, maar die benut in de kringloop van bodem, plant en dier.’

‘Je denkt een probleem op te lossen door er stevig op te drukken, maar krijgt dan meteen twee bulten terug’
Zo wordt vee in de eerste plaats gevoed met gras, voeder-gewassen of gewasresten van het eigen bedrijf of uit de directe omgeving en eventueel resten uit de voedingsindustrie. ‘De bodem is ontegenzeggelijk de basis als je kringlopen verregaand wilt sluiten. Bij grootschalig kunstmestgebruik doet de bodemkwaliteit er niet zoveel toe, maar planten groeien niet alleen op N, P en K’, vindt Scholten. ‘Er zijn veel meer interessante productiefactoren. Verscheidenheid en biodiversiteit zijn nu vaak verbannen tot de akkerranden, terwijl ze ook een positief effect hebben in stroken- en wisselteelt en voor melkveebedrijven het hebben van meer grassen en kruiden. Alles toespitsen op één soort teelt en één plantensoort is een soort gemakzucht.’
Vogeltjesland
‘In Wieringen hadden boeren vroeger landbouwland en vogeltjesland’, vertelt Scholten. ‘Het eerste was voor de productie en op vogeltjesland was het vooral het idee weinig kosten te maken. Nu is de teelt haast overal intensief, terwijl een gebied vraagt om maatwerk. Op sommige plaatsen heel efficiënt en intensief en op andere plaatsen juist extensief en multifunctioneel. Logische plaatsen voor natuur zijn hoogveengebieden, hoge zandgronden en moerassen in de delta. Intensieve veehouderij wil je koppelen aan reststromen en dat kan eigenlijk beter dichter bij de stad plaatsvinden, dus juist niet bij kwetsbare venen en heidevelden van de Kampina.’
Valkuil
De koppeling reststromen en intensieve veehouderij ziet de Utrechtse hoogleraar gezondheidsleer landbouwhuisdieren Arjan Stegeman overigens ook als een valkuil. ‘Let wel, ik ben een groot voorstander van kringlopen, maar gebruik van reststromen staat vaak aan de basis van grote problemen met dierziekten. Denk aan BSE, MKZ, de Afrikaanse varkenspest en tal van zoönosen. Er zijn heel veel dingen die je juist niet in een cirkel wil rondpompen. De verleiding om varkens en kippen te zien als goede afvalverwerkers is groot, maar voor je het weet zit je met iets opgescheept dat je niet meer kwijtraakt. Dat kan ernstige risico’s opleveren voor de gezondheid en het welzijn van de dieren, maar ook voor mensen. Wat dat betreft vond ik het LNV-visiedocument over kringlooplandbouw nogal visieloos: er staat nauwelijks iets in over voedselveiligheid en diergezondheid’, aldus Stegeman. Hij waarschuwt voor het waterbedsyndroom: ‘Je denkt een probleem op te lossen door er stevig op te drukken, maar krijgt dan meteen twee bulten terug.’ Vergelijkbare risico’s kunnen bijvoorbeeld ook opspelen bij hergebruik van gewasresten in de akkerbouw, erkent de Wageningse plantenziektekundige Marleen Riemens. ‘Op dood bladmateriaal van gewassen kan Aspergillus groeien. Deze schimmel kan grote hoeveelheden sporen produceren, die bij inade-ming door mensen met een verzwakt immuunsysteem kan zorgen voor ernstige longinfecties.’ Bovendien werken de medicinale azolen om de schimmel te bestrijden steeds minder goed door resistentie-ontwikkeling. Verstandige omgang met gewasresten is nodig om dat probleem tegen te gaan. Riemens pleit daarom om gedegen onderzoek te doen naar de voor- en nadelen van kringlooplandbouw (zie kader: Proeftuin Agroecologie en Technologie & Boerderij van de Toekomst).

De risico’s van het rondpompen van ziekten en verontreinigingen staan bij Scholten al wel op het netvlies. ‘We roepen niet “gooi het maar door het voer”, maar willen juist regelen dat stromen schoon zijn, door safety by design ’, zegt Scholten. Hij wijst erop dat de gangbare praktijk ook veel dingen op scherp zet. ‘Onze koeien zijn heel kwetsbaar, want we hebben er bijna eenmagigen van gemaakt. Dieren niet meer volstoppen met soja en maïs, en minder inzet van medicijnen en pesticiden hebben een zuiverend effect. Maar we moeten tevens veredelen op robuustere planten en dieren.’ De benodigde transitie is groot, maar volgens Scholten blijft er een diversiteit aan productiesystemen bestaan. ‘Wat al goed is kunnen we behouden en aanvullen met verbeteringen. Je hoeft ook niet alles rond te pompen in je eigen bedrijf. De kringloop is vooral lokaal en regionaal, met ook “zo dichtbij als mogelijk en van ver weg als het echt nodig is”. We moeten werken aan een integrale aanpak en maatwerk voor gebieden, maar waar we vooral vanaf moeten is pleisters plakken.’
Schatplichtig
Er ligt volgens hem een grote uitdaging om zeker in het agrarisch onderwijs meer biologie in de opleidingen te krijgen. ‘Als toonaangevende kennisinstelling is Wageningen schatplichtig, maar zij kan het niet alleen. Wat in ieder geval niet helpt is als biologen alleen maar roepen: “landbouw is slecht”. Er gaat alleen iets bewegen als je perspectief biedt. Een transitie gaat niet van de ene op de andere dag, maar we moeten al voor 2030 een grote slag maken. Zo niet, dan zijn we te laat.’
