Mannelijke Heliconius melpomene-vlinders blijken hebberig: ze markeren vrouwtjes als ‘bezet’ met een parfum van bloemen.

 

Na de daad markeren mannetjesvlinders hun partner als ‘bezet’ met een parfum van bloemen.

 

Een stofje waarmee bloemen insecten aantrekken, gebruiken mannetjesvlinders juist als afstotende markering: na de paring laten ze het achter op het vrouwtje, wat andere mannetjes afschrikt. Het vermogen om dit anti-afrodisiacum annex bloemenparfum – (E) β-ocimeen – te produceren is onafhankelijk geëvolueerd in vlinders en bloemen (Plos Biology, 19 januari).

 

Bezet
Als Heliconius melpomene (E) β-ocimeen opmerkt, moet de vlinder goed opletten. Bloemen geven er de boodschap ‘kom mij maar bestuiven’ mee, maar mannetjesvlinders bedoelen er iets heel anders mee. Zij verspreiden (E) β-ocimeen vanuit hun geslachtsklieren bij vrouwtjes waarmee ze net gepaard hebben, om eventuele paringsrivalen af te schrikken: dit vrouwtje is al bezet.

 

Een internationaal team biologen zocht naar genen die extra tot expressie komen in de geslachtsklieren van de vlinders, en plaatste die in E. coli -bacteriën om de functie te bepalen. Zo vonden de onderzoekers twee genen die coderen voor enzymen om terpenen te maken, de klasse organische moleculen waar (E) β-ocimeen onder valt. Een van die enzymen was inderdaad verantwoordelijk voor de productie van (E) β-ocimeen.

 

Duplicatierondes
Beide genen zijn onderdeel van een familie die door meerdere duplicatierondes, waarbij de genen nieuwe functies konden verwerven, is ontstaan vanuit een vooroudergen. De genfamilie is niet gerelateerd aan enzymen die terpenen maken in andere organismen, en is dus onafhankelijk geëvolueerd. Het gen lijkt gemakkelijk te veranderen; een nauwe verwant van H. melpomene , H. cydno, bevat een gemuteerde versie van het gen voor (E) β-ocimeen-synthese, en kan het stofje niet produceren.