Veldwerk met vlindernetjes in 1976 (links) en anno 2022 (rechts). Foto's: Theodoor Heijerman & Nina Fatouros

 

 

Al vijftig jaar reizen Wageningse biologiestudenten naar de Pyreneeën om zich onder te dompelen in biodiversiteit en soorten te leren kennen. ‘Een toplocatie die echt de reistijd waard is.’

 

‘Hier heb ik echt superveel aan gehad, heel veel kennis opgedaan. Het is wel hard werken en heel vermoeiend. Het kost veel energie, maar levert ook heel veel energie op’, vertelt de tweedejaars biologiestudent Jip van Buul over de Wageningse Pyreneeënexcursie. Die excursie vierde deze zomer haar 50-jarig jubileum en wordt sinds 1972 door veel Wageningse biologen geroemd als kers op hun studietaart.

 

Van Buul praat op vrijdag 1 juli met drie excursiegangers nog even na over de net afgelegde toets van het vak Webs of Terrestrial Diversity, waarvan de tweeweekse excursie deel uitmaakt. ‘De open vragen waren best lastig’, ratelt Van Buul. ‘Het is veel stampwerk, maar blijft wel hangen. Direct na terugkomst had ik wel een dipdag, maar we moesten meteen weer aan de bak. Alles uitwerken in een practicum van drie dagen, steeds negen uur in het lab. Veldwerk, determineren, verslagleggen, een echte achtbaan, maar alles bij elkaar wel supergaaf.’

 


Impressie van het veldwerk dat de Wageningse studenten deze zomer in de Pyreneeën deden. Foto's: Nina Fatouros

 

 

Ook tweedejaars student Ward in ’t Veld is enthousiast. ‘Dit had ik echt voor geen goud willen missen. Je hebt tijdens zo’n excursie een heel activerende invloed op elkaar. Er is altijd wel iemand ergens mee bezig, waardoor je weer meegesleept wordt’, aldus In ’t Veld. ‘Een superleuke ervaring. Ik heb veel soortenkennis opgedaan’, zegt vierdejaars student Willemijn Hutter. ‘En, naast veel nieuwe soorten heb ik ook veel nieuwe mensen leren kennen.’

 


Een van de veel gefotografeerde hoogtepunten van de Pyreneeënexcursie: een helmbidsprinkhaan. Foto's: Nina Fatouros.

 

Door coronaperikelen viel de excursie in 2020 uit en was er in 2021 alleen een alternatief programma met een vijfdaagse excursie in Zuid-Limburg. Meerdere derde- en vierdejaars deden daarom dit jaar alsnog aan de buitenlandse excursie mee. ‘Logistiek was dat wel een uitdaging. We hadden vijfenzestig deelnemers in plaats van zo’n veertig en ook twaalf begeleiders. Hierdoor zijn we met twee grote bussen gegaan, waardoor we een paar vaste excursiepunten niet konden aandoen’, vertelt evolutionair ecoloog en entomoloog Nina Fatouros van de leerstoelgroep biosystematiek. Zij coördineert de excursie samen met bodemecoloog en nematoloog Casper Quist. ‘We hoeven geen moeite te doen begeleiders te vinden, ze vechten er haast om’, glimlacht Fatouros. ‘Excursies naar het buitenland zijn altijd al speciaal, maar voor biodiversiteit zijn de Pyreneeën een toplocatie en echt de reistijd waard. Je kunt snel langs een transect vanaf zee de bergen in, met veel verschillende habitats, soorten en mooie voorbeelden van ecologische interacties.’



DETERMINATIE

De studenten trainen in de Franse Pyreneeën in groepen met determinatie en microscoop- en dna-technieken om ecologische vragen te beantwoorden. Zo keek Hutters groepje naar verschillen in biodiversiteit tussen Noord- en Zuidhellingen. ‘Hiervoor hebben we in onze plotjes planten en insecten geïdentificeerd en bodemmonsters genomen om nematoden te karakteriseren. Dat leverde best veel verschillen op: Zuidhellingen hebben een grotere diversiteit. Onze meest bijzondere vondst was een helmbidsprinkhaan’, vertelt Hutter. Ter afsluiting presenteert iedere groep hun onderzoeksproject en voeren alle deelnemers een test uit waarbij ze vijftien insecten tot op genus determineren, vijf plantensoorten moeten herkennen en er twee tot op soort determineren. Tot 2017 maakte ook elke groep een eigen soortencollectie, door onder meer insecten op te prikken. ‘Daar zijn we mee gestopt en in principe maken we nu ook geen insecten meer dood. We gebruiken gewoon de collectie die we in al die jaren hebben opgebouwd. Die breiden we hooguit uit als we echt iets nieuws vinden of kapotte insecten moeten vervangen’, vertelt Fatouros.

 

Veldwerk van studenten in het imposante landschap van de Pyreneeën. Foto's: Nina Fatouros.

 

‘Er is best veel veranderd aan de opzet van de excursie’, signaleert de gepensioneerde botanicus Roel Lemmens die in 1979 voor het eerst als student meeging en ook dit jaar weer als ervaren begeleider meereisde. ‘De excursie is ooit opgezet door plantentaxonoom Hendrik – H.C.D. – de Wit samen met zijn Franse vriend André Baudière, botanicus in Toulouse. Zij liepen voorop en wezen van alles aan en vertelden wat er te zien was. De cursisten volgden, noteerden en verzamelden alles in een herbarium en later ook in een insectencollectie. Pas zo’n tien jaar geleden hebben we het vak echt studentgedreven en vraaggestuurd gemaakt. Studenten ontdekken nu soorten om een ecologische vraag te beantwoorden, leren hoe je een onderzoek opzet en welke veldwaarnemingen je nodig hebt’, vertelt Lemmens. In 2014 is in samenwerking met nematologen ook de ondergrondse biodiversiteit erbij betrokken. ‘Dat blijft een zoektocht, want nematoden determineren is een vak op zich en er is nog weinig betrouwbare kennis over ondergrondse relaties. Het is de kunst de projecten zo breed te houden dat er in ieder geval iets uitkomt. Want het frustreert als dat mislukt en je er eigenlijk niks over kunt zeggen.’

 

‘We hoeven geen moeite te doen begeleiders te vinden, ze vechten er haast om’

 

Het sociale aspect – samen op reis zijn en de Franse cultuur opsnuiven – draagt vast ook bij aan de populariteit van zo’n buitenlandse excursie. ‘Ook met Baudière gingen we destijds al wijn proeven of sangria drinken en hij demonstreerde aan tafel hoe je een forel fileert’, herinnert Lemmens zich. ‘Wat in mijn beleving het meest is veranderd is dat zo’n excursie toen voor studenten vaak de eerste keer in het buitenland was of de eerste keer in de bergen. Dat is nu wel anders: de meeste studenten zijn eigenlijk overal al geweest. Maar het blijft ze verbazen wat je allemaal in een dag in de Pyreneeën kunt ontdekken, als je goed leert kijken.’

 

De flora- en fauna-cursus in de Pyreneeën bestaat uit determineren in het veld en in een geïmproviseerd veldlab en maaltijden in een kantine. Foto's: Nina Fatouros.

 


HISTORISCHE IMPRESSIE

Beelden van het veldwerk van Wageningse studenten in de Pyreneeën uit de jaren tachtig en negentig. Foto's: Theodoor Heijerman & Peter de Vrijer.

 

De 'Pyreneeen-excursie' was eigenlijk vanaf de start in 1972 een intensief veldpracticum, dat startte met de botanici De Wit en Beaudiere (beide botanici) die al vanaf 1973 gezelschap kregen van entomoloog en oeverwantsenexpert René Cobben. Hij stond aan de basis van het zoölogische deel van het vak. De cursus is vele jaren door de Wageningse studenten met de  hoogste scores beoordeeld in de onderwijsevaluaties, de zoheten Muggen-enquêtes.

 

Impressies van het werk in de practicumzaal in de jaren tachtig en negentig. Dagelijks werd met rode stippen de gevonden families aangegeven op scoreborden en materiaal in excursiecollecties (foto rechtsonder) bijgezet. Hoe meer stippen (foto rechtsboven), hoe belangrijker het voor de studenten was om deze familie te herkennen. Ook maakten groepjes studenten posters over een bepaalde groep geleedpotigen, zoals deze over de libellen of Odonata (foto linksonder). Foto's: Theodoor Heijerman & Peter de Vrijer.